1. zitten in iets; zie Inzittenden; — (gew.) in huis zitten : mijn broer is einds een paar dagen inzittende
2. hij zit er mee in, hij is verlegen met de zaak, ze baart hem veel zorg ; — .hij zit er over in, hij is er bezorgd over, is bang dat het niet goed zal gaan; ik heb erg over je ingezeten, in angst voor je gezeten ; — (Zuidn.) met iem. inzitten, zich aan hem gelegen laten liggen. [Opm. Geen samenst. heeft .men in er goed of warm in zitten.]
Gepubliceerd op 01-01-2021
Inzitten
betekenis & definitie