Inzitten
(zat in, heeft ingezeten), 1. zitten in iets; zie Inzittenden; — (gew.) in huis zitten : mijn broer is einds een paar dagen inzittende 2. hij zit er mee in, hij is verlegen met de zaak, ze baart hem veel zorg ; — .hij zit er over in, hij is er bezorgd over, is bang dat het niet goed zal gaan; ik heb erg o...