bn. bw. (-er, -st).
1. erbarmen, medelijden opwekkende, jammerlijk: een erbarmelijk gehuil; erbarmelijk verbrand.
2. zeer gebrekkig, armzalig, totaal onvoldoende, droevig: hij spreekt erbarmelijk Frans; het ziet er erbarmelijk uit; ook als bw. van graad; erbarmelijk slecht.
3. zeer hinderlijk: een erbarmelijk lawaai.