Definities van Groot woordenboek der Nederlandse taal in de Ensie B
- Besseldraad
- Bessem
- Bessemeren
- Bessemerpeer
- Bessemerproces
- Bessemerstaal
- Bessemgeld
- Bessen
- Bessengelei
- Bessenjam
- Bessenjenever
- Bessenkrammetje
- Bessennat
- Bessenrist
- Bessensap
- Bessenspanrups
- Bessentros
- Bessenvla
- Bessenvlinder
- Bessenwijn
- Besser ein ende mit schrecken
- Bessestruik
- Best
- Best-seller
- Bestaan, (bestond, heeft bestaan)
- Bestaanbaar
- Bestaanheid
- Bestaanshecht
- Bestaansmiddel
- Bestaansminimum
- Bestaansmogelijkheid
- Bestaanszekerheid
- Bestaanszin
- Bestaken
- Bestand
- Bestanddeel
- Bestappen
- Bestarrelen
- Beste
- Bestedeling
- Bestedelinge
- Bestedelingenhuis
- Besteden
- Besteder
- Besteding
- Besteedster
- Besteek
- Besteekband
- Besteeksel
- Besteigeren
- Besteigering
- Bestek
- Bestekamer
- Bestekbriefje
- Besteken
- Besteker
- Bestekhout
- Besteking
- Bestekmaat
- Bestekrijs
- Bestekzetter
- Bestel, broodje
- Bestel, toedoen
- Bestelauto
- Bestelbaar
- Bestelbiljet
- Bestelbrief
- Besteldienst
- Bestelen
- Bestelgeld
- Bestelgoed
- Bestelhuis
- Besteling
- Bestelkaart
- Bestelkantoor
- Bestellen
- Bestellenmelk
- Bestellenpap
- Besteller
- Bestelling, lastgeving
- Bestellingenboek
- Bestellinkje
- Bestelloon
- Bestelmonster
- Bestelpen
- Bestelwagen
- Bestemaat
- Bestemaatje
- Bestemmeling
- Bestemmen, (bestemde, heeft bestemd)
- Bestemming
- Bestemmingsreserve
- Bestemoeder
- Bestempelen
- Bestempeling
- Bestendig
- Bestendigen
- Bestendigheid
- Bestendiging
- Bestendiglijk
