Definities van Groot woordenboek der Nederlandse taal in de Ensie P
- Pasjes
- Paskaart
- Paskamer
- Paskantoor
- Paskei
- Pasklaar
- Paskruis
- Paskwil
- Paskwilschuif
- Paskwilslot
- Paslaag
- Paslood
- Pasmaat
- Pasmodel
- Pasmunt
- Paspoort
- Paspoortboekje
- Paspoortenbureau
- Paspoortendienst
- Paspoortetui
- Pasporteren
- Pasquinade
- Pasrail
- Pass en contrôle
- Passaat
- Passaatgordel
- Passaatstof
- Passaatstreek
- Passaatwind
- Passaatwolk
- Passabel
- Passagebiljet
- Passagebureau
- Passagegeld
- Passageinstrument
- Passagekoers
- Passageprijs
- Passagepunt
- Passagier
- Passagierder
- Passagiere
- Passagieren
- Passagiersbiljet
- Passagiersboot
- Passagiersdienst
- Passagiersgoed
- Passagiershut
- Passagierslijst
- Passagiersschip
- Passagierstrein
- Passagiersverkeer
- Passagiersvliegtuig
- Passagiersvlucht
- Passant
- Passantengeld
- Passantenhotel
- Passantenhuis
- Passato
- Passato il pericolo, gabbato i! santo
- Passe
- Passe-droit
- Passe-partout
- Passe-temps
- Passediesje
- Passediezen
- Passeerbaar
- Passéergewicht
- Passelijk
- Passement
- Passementerie
- Passementmaker
- Passementwerk
- Passementwerker
- Passementwerkerij
- Passementwikkel
- Passen
- Passend
- Passenstelsel
- Passepoil
- Passer
- Passerbeen
- Passerdoos
- Passerelle
- Passeren
- Passerplaatje
- Passerpunt
- Passerschroef
- Passertje
- Passertrek
- Passez-moi la rhubarbe, je vous passerai la séné
- Passez-moi le mot
- Passie
- Passiebloem
- Passieboek
- Passief
- Passiekruis
- Passieloos
- Passiepreek
- Passiespel
- Passietijd