Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Paskaart

betekenis & definitie

v. (-en),

1. zeekaart waarop men de gestuurde koers afzette en de afgelegde mijlen afpaste; tgov. de vroegere leeskaarten, die alleen een beschrijving (tekst) gaven ;
2. (kaartsp.) kaart waarmee men moet passen, het spel niet aan kan nemen.

< >