Definities van Groot woordenboek der Nederlandse taal in de Ensie M
- Misleider
- Misleiding
- Mislezen
- Mislopen
- Mislukken
- Mislukking
- Mismaakt
- Mismaaktheid
- Mismaken
- Mismoedig
- Mismoedigheid
- Misnaaien
- Misnoegd
- Misnoegde
- Misnoegdheid
- Misnoegen
- Misoffer
- Misogaam
- Misogamie
- Misoogst
- Misoordelen
- Mispas
- Mispel
- Mispelaar
- Mispelbloesem
- Mispelboom
- Mispelbruin
- Mispelen
- Mispelhout
- Mispeltje
- Mispeuteren
- Mispikkelen
- Misplaatst
- Misplaatstheid
- Misprijzen
- Mispunt
- Misraden
- Misramen
- Misrekenen
- Misrekening
- Misrijden
- Miss
- Missa
- Missaal
- Misschapen
- Misschatten
- Misschel
- Misschien
- Misschieten
- Misschot
- Misschrijven
- Misselijk
- Misselijkheid
- Missen
- Missie
- Missiegebied
- Missiehuis
- Missiekrans
- Missiekruis
- Missieland
- Missiepriester
- Missieseminarie
- Missievereniging
- Missiewerk
- Missing
- Missing link
- Missionair
- Missionaris
- Missive
- Misslaan
- Misslag
- Misspreken, zich
- Misspringen
- Missprong
- Misstaan
- Misstand
- Misstap
- Misstappen
- Missteken
- Misstelling
- Misstoot
- Misstoten
- Mist
- Mistasten
- Mistbaak
- Mistbank
- Mistekenen
- Mistekening
- Mistel
- Mistelboom
- Mistelkruid
- Mistellen
- Mistellijster
- Mistelstruik
- Misteltak
- Mister
- Mistfluit
- Mistgordijn
- Misthoorn
- Mistig
