I. (liep mis, is misgelopen),
1. zó lopen dat men iem. of iets niet treft, raakt-: ga nu hierheen, anders loopt gij hem zeker mis;
2. (drukk.) de lettervorm op een of meer plaatsen niet genoegzaam raken met de drukballen;
3. niet tot iets komen, het niet krijgen: hij is de boot misgelopen en moet nu nog een dag hier blijven;
4. ongunstig, verkeerd lopen, slecht uitvallen: die zaak moest wel mislopen-, dat loopt mis!, dat zal verkeerd uitkomen;
II. zich mislo'pen, (misliep zich, heeft zich mislopen), (Zuidn.) op de verkeerde weg raken.