Definities van Groot woordenboek der Nederlandse taal in de Ensie K
- Kasseistamper
- Kasseisteen
- Kasseiweg
- Kassen
- Kassen (invatten)
- Kasserolle
- Kassian
- Kassianstelsel
- Kassie
- Kassieboom
- Kassiemoes
- Kassiepijp
- Kassier
- Kassierderij
- Kassieren
- Kassiersboek
- Kassiersboekje
- Kassiersbriefje
- Kassiersfirma
- Kassiershuis
- Kassierskantoor
- Kassiersknecht
- Kassiersloon
- Kassiersloper
- Kassierspapier
- Kassiersprovisie
- Kassiersrekening
- Kasstuk
- Kast
- Kastanje
- Kastanje-eik
- Kastanjeachtig
- Kastanjeblad
- Kastanjebolster
- Kastanjeboom
- Kastanjebos
- Kastanjebruin
- Kastanjehout
- Kastanjekleur
- Kastanjekleurig
- Kastanjelaan
- Kastanjemeel
- Kastanjevaas
- Kastanjezuur
- Kastdeur
- Kaste
- Kasteel
- Kasteelheer
- Kasteeltje
- Kastegeest
- Kastekort
- Kastelein
- Kasteleinen
- Kasteleines
- Kasteleinse
- Kastelenij
- Kastenbouw
- Kastenbouwmaken
- Kastenbouwmaker
- Kastenbouwmakerij
- Kastenstelsel
- Kastenstelselwezen
- Kasterolie
- Kastgieterij
- Kastie
- Kastiebal
- Kastijden
- Kastijder
- Kastijding
- Kastijdster
- Kastje
- Kastjeslui
- Kastjesman
- Kastkoffer
- Kastkorf
- Kastlijntje
- Kastmolen
- Kastoor
- Kastoorhoed
- Kastoren
- Kastpapier
- Kastplank
- Kastrand
- Kastrandje
- Kastrol
- Kastrolletje
- Kastslot
- Kaststel
- Kasuaris
- Kasvel
- Kat
- Kataal
- Kataas
- Katachtig
- Katafalk
- Katalysator
- Katalyse
- Katalytisch
- Katanker
- Katapult
