(Fr.: champ visuel; Du.: Sehfeld, Gesichtsfeld; Eng.: field of vision), de verzameling van richtingen, alle gaande door het knooppunt van het oog, waaruit een stilstaand oog gezichtsindrukken kan ontvangen.
De eigenschappen van het gezichtsveld worden gemeten door projectie van die richtingen op een vlak, meestal een halve bol met het oog als middelpunt. Men laat een werkelijk of geprojecteerd proefobject langs dat vlak bewegen (dynamische perimetrie) of men meet de helderheid van een stilstaand proefobject op (statische perimetrie) tot het gezien wordt, terwijl de proefpersoon voortdurend hetzelfde punt fixeert. Voor de oogheelkundige toepassing hiervan zijn vele soorten perimeters geconstrueerd. De uitgebreidheid van het normale gezichtsveld is in hoge mate afhankelijk van de helderheid van de achtergrond, het contrast tussen het proefobject en de achtergrond, de afmetingen en de kleur van het object. Het gezichtsveld reikt slaapwaarts tot 100° en neuswaarts tot 60°. Hierdoor is het binoculaire gezichtsveld ruimer dan het monoculaire.
Het bestaat uit drie delen: in het midden een (binoculair) overlappingsgebied met aan weerszijden een monoculair gebied. Bij vluchtdieren, waarbij de ogen zijdelings in het hoofd zijn geplaatst (bijv. bij het konijn) is het overlappingsgebied veel kleiner, waardoor deze dieren een veel groter binoculair gezichtsveld hebben dan de mens.In de praktische oogheelkunde is de bepaling van het gezichtsveld zeer belangrijk, omdat vele aandoeningen van het oog, de oogzenuw en de gezichtsbanen en -centra in de hersenen gepaard gaan met typische veranderingen (‘lokale defecten’) van het gezichtsveld. Zo leiden bijv. vele aandoeningen van het netvlies tot een gedeeltelijke uitval van het gezichtsveld (scotoom), terwijl bij vele aandoeningen van de hersenen bij beide ogen een rechter- of linkerhelft van het gezichtsveld volledig uitvalt (hemianopsie).