Technische encyclopedie

Winkler Prins (1975)

Gepubliceerd op 06-11-2024

GASVERWARMING

betekenis & definitie

verwarming met behulp van gasvormige brandstof, te onderscheiden in individuele en collectieve verwarming.

De individuele verwarming (verwarming per woonelement) onderscheidt zich in lokale en centrale verwarming. De met gas gestookte centraleverwarmingsketel is betrekkelijk geruisloos en kan mede daardoor vrijwel overal opgesteld worden; ook plaatsing in woonvertrekken is goed mogelijk in de vorm van een centrale-verwarmingshaard. De lokale verwarming kent men in twee vormen: die waarbij het toestel is aangesloten op een schoorsteen (gashaard, keukenbijzetkachel enz.) en die voor plaatsing tegen de buitenmuur (gevelafvoer). De verse lucht wordt daarbij via een koker door de muur aangevoerd en het verbrandingsgas door een ander deel van de koker afgevoerd. Gaskachels met gevelafvoer kunnen ook worden toegepast in brandgevaarlijke ruimten (garages), omdat hiermee geen open verbinding bestaat. Gevelafvoer wordt ook wel toegepast voor centrale verwarming (gaswandketel).

Men kan verder onderscheid maken tussen gasconvectoren die meer convectiewarmte afgeven en gasradiatoren die meer stralingswarmte afgeven. De stralingsopbrengst kan worden verhoogd door in de gasvlam gloeilichamen aan te brengen. In de afvoer naar een schoorsteen moet bij gasverwarmingstoestellen met atmosferische branders steeds een trekonderbreker aangebracht worden, waardoor een wisselende schoorsteentrek geen invloed kan krijgen op het functioneren van het toestel. Doordat bij de atmosferische brandertoestellen het gas onder een zekere druk (de normaal heersende druk) naar het toestel wordt gevoerd en daarmee een impuls geeft aan de luchtstroom die voor de verbranding van het gas moet zorgen, dient de schoorsteen slechts voor het transport van de verbrandingsgassen.Voor de normale woningverwarming wordt op kleine schaal ook gebruik gemaakt van ketels met een zgn. ventilatorbrander; bij deze brander wordt de mengenergie verkregen door de toepassing van een elektrisch aangedreven ventilator, die de voor de verbranding benodigde lucht uit de ruimte aanzuigt en samen met het gas in de ketel perst (persluchtbrander). Hierbij is het energieaanbod dusdanig groot, dat wisselende schoorsteentrek geen invloed heeft op het functioneren van het apparaat; een trekonderbreker is derhalve niet noodzakelijk. Ketels met een vermogen groter dan ca. 600 kW worden steeds met ventilatorbranders uitgevoerd; kleine ketels zullen bij voorkeur atmosferische branders bezitten (geen lawaai; eenvoudige constructie; iets ongunstiger rendement).



Collectieve verwarming.

Centrale verwarming kan ook op grotere schaal worden toegepast; wordt op één ketelinstallatie (die op haar beurt uit een of meer toestellen kan bestaan) een kleine groep woningen of een compleet woonblok (flatgebouw) aangesloten (waarbij de verbruikmeting meestal integraal plaatsvindt en hoofdelijk wordt omgeslagen) dan spreekt men van blokverwarming. Deze vorm van verwarmen is een specifiek Nederlandse ontwikkeling. Wordt daarentegen een gehele stadswijk of een groter aantal woonblokken aangesloten op een centrale ketelinstallatie, dan spreekt men van wijkverwarming of stadsverwarming. Deze laatste vorm is, mede met het oog op de terreinomstandigheden (corrosieve bodem met kostbare benodigde voorzieningen voor het warmwatertransportnet) slechts sporadisch toegepast, o.a. Utrecht, Rotterdam en Heerlen.

< >