(Fr.: générateur électrostatique; Du.: elektrostatischer Generator; Eng.: electrostatic generator), apparaat voor het opwekken van zeer hoge elektrische gelijkspanningen (1 kV...20 MV) bij zeer kleine stromen, vroeger veelal toegepast in de kernfysica, tegenwoordig meer voor industriële doeleinden (tot ca. 600 kV).
Te onderscheiden zijn drie typen: de bandgenerator of vandegraaffgenerator, de cilinder- of felicigenerator en de variabele-capaciteitmachine. De eerstgenoemde typen bezitten resp. een bewegende, geïsoleerde band of cilinder, waarop door middel van sproei-elektroden geïoniseerde gasmoleculen worden gedeponeerd, welke lading voortdurend naar een hoogspanningselektrode wordt vervoerd. De spanningsverhoging berust op de afnemende capaciteit C bij gelijkblijvende lading q op grond van de formule: q = CV.
Bij variabele-capaciteitmachines verandert de capaciteit voortdurend tussen een maximum en een minimum; de daardoor opgewekte wisselspanning wordt gelijkgericht. Als isolerend medium wordt lucht of gas onder druk (tot dertig maal de atmosferische druk) gebruikt.
Toepassingen, vooral voor de compacte felicimachine (SAMES-generator) zijn: elektrostatische verfspuitinrichtingen, stofvangers (bijv. rookgasreiniging), deeltjesversnellers en medische apparatuur (bijv. röntgenbuizen).