meetinstrumenten waarvan de werking berust op de krachten die elektrisch geladen lichamen op elkaar uitoefenen.
In tegenstelling tot de meeste andere elektrische meetinstrumenten, zoals de draaispoel- of elektrodynamische meters, die van krachtwerkingen in een magnetisch veld gebruik maken, worden hier de krachten in een elektrisch veld benut.Het eenvoudigste en oudste voorbeeld is de elektroscoop. Deze bestaat uit een metalen staaf, boven eindigend in een knop en beneden in twee dunne goudblaadjes. Het geheel is geïsoleerd in een huis opgesteld. Brengt men een elektrische lading op de knop, dan zullen de goudblaadjes elkaar afstoten en uit de verticale stand weggedrukt worden.
De elektrometer is een geperfectioneerde vorm van de elektroscoop. Een dunne platinadraad bevindt zich tussen twee metalen messen, die een elektrisch veld ter plaatse van de draad veroorzaken onder invloed van een elektrische hulpspanning. Indien op de draad lading aanwezig is, zal de draad, afhankelijk van het teken van de lading, naar links of rechts bewegen. Deze verplaatsingen kunnen met een loep (oculair) worden waargenomen.
Bij een andere uitvoering van de elektrostatische instrumenten maakt men gebruik van het verschijnsel dat twee condensatorplaten waartussen een elektrisch potentiaalverschil heerst, elkaar aantrekken. Deze kracht kan een verplaatsing van een van de platen ten opzichte van de andere, dan wel een rotatie veroorzaken. Een elastisch element houdt de platen bij afwezigheid van een potentiaalverschil in de nulstand. Aangezien de krachten (resp. koppels) die de platen op elkaar uitoefenen, evenredig zijn met het kwadraat van het
spanningsverschil tussen de platen, hebben deze instrumenten een kwadratische schaal (zie Elektrische meting). Dit betekent ook dat zij voor het meten van wisselspanningen geschikt zijn en dan op de effectieve waarde van de wisselspanning reageren. Zij zijn voor dit doel zelfs tot zeer hoge frequenties geschikt.
De krachten die in elektrostatische instrumenten optreden, zijn klein vergeleken bij die welke optreden in instrumenten die op krachtwerkingen in magnetische velden berusten. Deze instrumenten zijn dan ook niet erg gevoelig of zeer fragiel van constructie. De geringe gevoeligheid is geen bezwaar bij het meten van hoge spanningen (afb. 3). De uitvoering van afb. 4 kan met extra hulpmiddelen geschikt worden gemaakt voor het meten van spanningen van de orde van 1 V. Het grote voordeel van deze instrumenten is evenwel dat zij bij het inschakelen van een te meten gelijkspanning slechts een kleine energie gebruiken om de aanwijzing te geven en om deze in stand te houden vrijwel geen energie nodig hebben. Zij hebben dus een nagenoeg oneindig hoge inwendige weerstand. In het bijzonder betekent dit ook dat men er elektrische ladingen mee kan meten, hetgeen bij de modellen van afb. 1 en 2 zelfs de opzet is.
Bij de meting van wisselspanningen vormen zij door hun capacitief karakter een zekere belasting voor de spanningsbron, die groter wordt naarmate de frequentie stijgt.