(Fr.: coucher, revêtir, enduire; Du.: beschichten; Eng.: to coat, to clad), het van een deklaag voorzien van materialen, teneinde deze te beschermen of aan de oppervlakken bepaalde eigenschappen te verlenen.
In de optica verstaat men onder coaten het reflexarm maken van lenzen enz. om deze hun spiegelend vermogen te ontnemen, teneinde het optreden van nevenbeelden en brillancevermindering tegen te gaan. De coating bestaat uit het opdampen van een stof, meestal een fluoride waarvan de brekingsindex gelijk is aan de wortel uit die van het glas met een laagdikte gelijk aan een kwart van de golflengte van het licht, waarvan men de reflectie wil opheffen. Men kiest meestal een geelgroene straling, vandaar dat de glazen een min of meer paarse weerschijn hebben.
In de fotografie zijn in de laatste jaren de resin coated(RC-) of polyethyleen(PE)papieren van grote betekenis geworden. De aan beide zijden met een kunststoflaag bestreken papierbasis neemt in de verwerkingsbaden vrijwel geen vloeistof op. Hierdoor kan de spoel- en droogfase sterk ingekort worden, waardoor een verbeterde machinale afwerking mogelijk is.
In oppervlaktebeschermingstechnieken is coaten het aanbrengen van een verf- of vernislaag; de term werd aanvankelijk alleen gebruikt als het produkten met speciale beschermende eigenschappen betrof, of voor produkten die met geavanceerde technieken werden aangebracht. Vooral uit commerciële overwegingen breidt het gebruik van de termen coaten, en coating, zich thans ook uit naar de meer conventionele technieken en produkten.