(Fr.: amplitude; Du.: Amplitude, Schwingungsweite,(Wellen)-schwing(ungs)weite, Scheitelwert; Eng.: amplitude), ook: amplitudo, in de letterlijke betekenis: wijdte of grote omvang, in de mechanica noodzakelijke grootheid voor de kwantitatieve karakterisering van een trilling of een golf, naast de frequentie, resp. de golflengte.
De amplitude is de grootste positieve waarde die een periodiek veranderende fysische grootheid kan aannemen, gerekend uit de evenwichtsstand; de fysische grootheid kan zijn: de elongatie bij mechanische trillingen, de druk of dichtheid bij geluidstrillingen, de elektrische stroom of spanning bij wisselstromen, de veldsterkte bij elektromagnetische golven.
Verandert de amplitude niet dan spreekt men van een ongedempte trilling. Bij een harmonische trilling, bijv. een slinger met kleine uitwijking, verandert de plaatscoördinaat x volgens x = r sin (2πft + a); hierbij stelt r de amplitude voor, ƒ de frequentie, t de tijdsduur en a de beginfase. Bij een gedempte trilling neemt de amplitude geleidelijk af. Is bij een mechanische trilling de dempingskracht F evenredig met snelheid v = dx/dt (F = −C dx/dt, waarbij C de dempingsfactor voorstelt), dan wordt de amplitude telkens na één periode vermenigvuldigd met een constante factor, kleiner dan 1. De natuurlijke logaritme van deze factor bedraagt: −d = −C/2mf, als m de massa van het trillende punt is. Men noemt d het logaritmisch decrement (decrement is geleidelijke afneming).
Bij amplitudemodulatie van een trilling met frequentie ƒ verandert de amplitude voortdurend, evenredig met de uitwijking van een andere trilling, waarvan de frequentie f1 veel kleiner is dan ƒ.
In de elektromagnetica spreekt men bij onstoffelijke trillingen, zoals licht en radiogolven, van de amplitude ter aanduiding van de grootste uitwijking van een trilling uit de evenwichtsstand. Analoog aan hetgeen hierboven voor een mechanische trilling is aangegeven, kan men de amplitude van elektromagnetische golven moduleren met andere trillingen van lagere frequentie, van welke mogelijkheid in de telecommunicatietechniek gebruik wordt gemaakt (zie Amplitudemodulatie).
In de klimatologie noemt men amplitude het interval tussen twee extreme waarden (temperatuur, neerslag enz.). Deze waarden kunnen ook gemiddelde waarden zijn (bijv. gemiddelde maandtemperatuur). In de hemelmechanica verstaat men onder opgangs- en ondergangsamplitude (morgen- en avondwijdte) de boog van de horizon tussen het punt van opkomst van een hemellichaam en het oostpunt, resp. tussen het punt van ondergang en het westpunt.
In de astronomie verstaat men onder amplitude van veranderlijke sterren het verschil tussen maximale en minimale helderheid.