(Fr.: amplidyne; Du.: Amplidyne; Eng.: amplidyne), een elektrische machine, en wel een gelijkstroommachine van een bijzonder type, behorend tot de groep van versterkermachines of roterende versterkers. Deze benaming is gekozen, omdat deze machines in staat zijn op elektromechanische wijze een elektrisch ingangssignaal van laag vermogen tot een hoger vermogensniveau te versterken.
Afb. 1 geeft het principeschema. S is de stuurwikkeling waarop het te versterken signaal wordt aangesloten, K is een nauwkeurig gedimensioneerde compensatiewikkeling. De extra veldwikkeling F komt slechts zelden voor.
Werking.
Om de werking na te gaan, kan men de amplidyne het best opvatten als twee machines, verenigd in één (afb. 1b en 1c). De eerste machine heeft de wikkeling S als bekrachtigingswikkeling, terwijl zijn ankerketen is kortgesloten. Daardoor
kan zich in de as AA′ die ruimtelijk loodrecht staat op de wikkeling S een sterk magnetisch veld ontwikkelen. Dit veld fungeert als bekrachtiging voor de tweede machine; de ankerwikkeling van de eerste machine met de daarin vloeiende stromen kan dus als het ware worden opgevat als een fictieve bekrachtigingsspoel van de tweede (met een vaste stand in de ruimte). Door de beweging van het anker in dit veld ontstaat een spanning tussen de klemmen B en B′; op deze klemmen sluit men de belasting aan.
Wanneer de spanning US op de stuurwikkeling groter wordt neemt ook de spanning UAA′ over AA′ toe, daarmee de stroom I2, en dus ook het veld dat door I2 wordt opgewekt. De spanning die in nullast tussen de klemmen B en B′ wordt opgewekt, is evenredig met de flux van dit veld over de omtrek van het anker (zie Gelijkstroommachine); is de weerstand van de wikkeling op het anker laag, dan is dit ook het geval met de klemspanning UBB′ , als de amplidyne belast is. Deze spanning wordt dus uiteindelijk bepaald door de spanning over de stuurwikkeling.
De compensatiewikkeling zorgt ervoor dat het magnetische veld, dat wordt opgewekt door de ankerstroom van de tweede machine (afb. 1c), het veld van de stuurwikkeling niet tegenwerkt, zodat er geen terugwerking is van de stroom door de belasting, en UBB′ ook inderdaad alleen door US wordt bepaald. De versterking van het vermogen vindt in feite in twee trappen plaats; het vermogen in de kortsluitketen kan ongeveer het honderdvoudige bedragen van het vermogen dat aan de stuurwikkeling wordt toegevoerd, terwijl het vermogen aan de uitgangsklemmen BB′ bijvoorbeeld nog eens dertig maal zo groot is, zodat in dat geval de totale versterkingsfactor 3000 bedraagt. Met normale amplidynes kunnen versterkingsfactoren voor het vermogen van 1000...10.000 worden gerealiseerd. De amplidyne moet (met een constant toerental) worden aangedreven; de aandrijvende machine levert het benodigde vermogen.
Constructieve opbouw.
De constructie van de amplidyne is schematisch weergegeven in afb. 2 voor een tweepolige uitvoering. De polen in de stator zijn gedeeld. De rotor draagt in dat geval een normale tweepolige wikkeling (zie Gelijkstroommachine), doch op de collector staan vier stellen borstels in plaats van twee. De werkelijke stroom in de ankerwikkeling is de superpositie van de stromen, die zouden vloeien in de ankerketens van elk der fictieve machines van afb. 1b en 1c.
De luchtspleet tussen de stator en de rotor maakt men bij een amplidyne zo klein als de mechanische toleranties toelaten; voorts wordt het ijzercircuit volledig gelamelleerd, terwijl men zorgt dat het ijzer zo min mogelijk verzadigd raakt. Zodoende bereikt men dat de uitgangsspanning UBB′ zich zo snel mogelijk aanpast bij een verandering van het ingangssignaal (de tijdconstante van een amplidyne ligt in de orde van 0,5 s), en dat het verband tussen de uitgangsspanning UBB′ en de ingangsspanning US zo goed mogelijk lineair is.