(Fr.: vanne d’isolement, (vanne d’jarrêt, robinet; Du.: Absperr(organ); Eng.: shutting-off device, cut off valve), in ruime zin elk machinedeel dat dient om een vloeistof- of gasstroom in een leiding tot stilstand te brengen en omgekeerd weer doorgang te verschaffen.
Bovendien zijn soms ook standen tussen open en gesloten mogelijk voor regeling van de stroom. De voornaamste typen afsluiter zijn het ventiel, de schuif, de kraan, de klep en de kogelafsluiter.In engere zin is afsluiter de benaming voor een machinedeel dat voorzien is van een op en neer gaande klep of schuif, bediend door middel van een draadstang. Het draaien geschiedt met een handwiel of servomotor. Een eenvoudige klepafsluiter voor een doorgaande leiding wordt naar de vorm van het huis veelal bolafsluiter genoemd. Minder weerstand geeft de schuifafsluiter, die voor vloeistoffen veelal één, maar voor stoom meestal twee dichtingsvlakken heeft. Grote afsluiters van dit type zijn vaak met een ontlastklep of omloopafsluiter uitgerust om de druk van de klep op het dichtingsvlak te verminderen.
In het bijzonder in de water- en afvalwatertechniek worden toegepast: de schuifafsluiter (Du.: Schieber; Eng.: gate valve) voor hoge en lage druk, genormaliseerd naar afmetingen en materialen; bepaalde soorten en octrooien zijn echter niet genormaliseerd; zij worden met de hand, mechanisch, hydraulisch, pneumatisch of elektrisch bediend; de schuifafsluiter met elastische dichting; de diafragma-afsluiter, met plaatvormig diafragma (rubber-membraan) en ringvormig diafragma; de vlinderafsluiter of vlinderklep volgens het principe van de eenvoudige smoorklep, echter vaak in zeer grote uitvoering en eveneens met de hand mechanisch of anderzins bediend; de tolafsluiter-, de keerkleppen (Eng.: check valves), met scharnier, als kantelklep, of met diafragma; de brandkraan.