Sinterklaaslexicon

Marie-José Wouters (2009)

Gepubliceerd op 24-10-2019

Sinterklaas geloof

betekenis & definitie

Geloof in het algemeen, en dus ook dat in Sinterklaas, is gebaseerd op gedachte, ervaring en gevoel: je ouders vertellen je over Sinterklaas, je hebt de ervaring dat er lekkernijen in je schoen zitten en je hebt een verwachtingsvol gevoel (of ontzag, of angst). Bij kleine kinderen gebeuren een heleboel dingen ‘zomaar’: water komt uit een kraan, geld komt uit een muur en konijntjes komen uit de buik van moeder konijn. Al die dingen worden als onbegrijpelijk, maar ‘waar’ beschouwd, dus ook Sinterklaas op het dak. Pas als kinderen logischer gaan denken, komt de vraag: ‘Hoe kan dat?’ Als ouders of anderen kortweg zeggen dat Sinterklaas niet bestaat, leidt dat vaak tot woede (‘Ze hebben me belazerd’) óf opluchting (‘Ik heb het altijd al gedacht’).

In plaats van ruwweg te zeggen dat hij niet bestaat en daarmee het kind in een gat te laten vallen, zou de ouder tegenvragen kunnen stellen: ‘Hoe denk jij dat Sinterklaas dat doet?’ Zo kun je aansluiten bij de geloofswereld van je kind en het langzaamaan ‘wijs’ laten worden. Lastiger is het om met het gevoel om te gaan. Vaak blijft dit ook langer bestaan, met name angst: als het kind naar de wc moet, ziet het Zwarte Piet in de donkere gang staan. R.

Boswijk-Hummel haalt over deze dubbelheid een fragment van Godfried Bomans uit Een mooie tijd aan:Geloven en weten zijn twee rails, die evenwijdig lopen en elkaar nooit ontmoeten. Elk kind beweegt zich in die dagen op beide voort. Zijn linkerkant weet dat het onzin is en zijn rechterzijde gelooft het. Ik heb bevend voor Sinterklaas gestaan en tegelijk gezien dat het onze buurman was.

Alle twee wist ik zeker. En toch waren ze niet met elkaar in tegenspraak. Er kwam geen onderlinge verbinding tot stand. De spoorstaven hadden geen dwarsliggers. → Pedagogie Boswijk-Hummel, 1999.

< >