Definities van Scheldwoordenboek in de Ensie K
- klotenbijter
- klotentrekker
- kluivenduiker
- klungel
- kluns
- knakenhoer, knakentemeier
- knakker
- knar (1)
- knar (2)
- knekelhuis
- knerp
- kneus(je)
- kneus(je)
- kneuter
- kneuterbal
- knieper(d)
- knieper(d)
- kniesoor
- knijperd (1)
- knijperd (2)
- knijpkont
- knijpkut (1)
- knijpkut (2)
- knikker: kale knikker
- knikkerkop
- knipmes
- knipperbol
- knoeier, knoeipot
- knoest
- knoet
- knopendraaier
- knor
- knorrepot
- knuppel
- knuppelteef
- knurft
- koddebeier
- koe (1)
- koe (2)
- koeienkut
- koeientepel
- koekenbakker
- koekoek
- koekoek-één-zang
- koekvreter
- koelie
- koelkast
- koenavel
- koentakinte
- koeskoesvreter
- koffieboon
- koffieprut
- koffiezetapparaat
- kojak
- kokosmakroon
- kokosnoot
- kommaneuker
- konijn: gefrustreerd konijn
- koning lobo
- koning onbenul
- koningin van Sheba
- konkel
- kontbewerker, kontcrosser, kootjongen, kontkonijn, kontneuker
- kontdraaier
- kontkruiper, kontlikker
- kontkrummel(tje)
- kontkrummel(tje)
- kop-en-kloten
- koperen bout, knoop
- koperneus
- koperzuiger
- koppie koperdraad
- kopschijf
- kotshoofd, kotsviool
- koulo
- kraai
- kraaiennek
- krabbedraaier
- krabbelaar
- krabber
- krakker
- kranko
- krant: gekreukelde krant
- krant: natte krant
- kraterkop
- krates
- kraut
- kregelkop
- kreng
- krengement
- krent
- krentenbaard, krentenbol, krentenkop
- krentenkakker (1)
- krentenkakker (2)
- krentenzifter
- krepser
- kreukelaar
- kribbebijter
- kriek
- kriel, krielaardappel, krielkip
