lomperd; pummel. Volgens Van Dale schooltaal.
Onder soldaten in het voormalige Ned.-Indië werd een reserveofficier vaak spottend reserveknuppel (of reservezwengel) genoemd. Knuppelveen is een fictieve benaming, een plaats waar alleen pummels wonen.
Zie ook onderknuppel.Maar ik ben toch niet zo een knuppel dat ik ga werken voor een luie hospes en bij jou mijn zuur verdiende geld ga verspelen. (H. van Aalst, Onder martieners en bietsers, 1946) Alleen de commandant en een paar knuppels met hoogst ondemocatische tronies, die kennelijk de etat-major vormden, leken iets meer op hun gemak te zijn. (Leonhard Huizinga, Prins Adriaan en Prins Olivier, 1969)
Fiets jij even naar die knuppel toe en sluit dat ding effe voor hem aan. (Hans Koekoek, Liefzijn toegestaan, 1982)