Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

Gepubliceerd op 02-01-2020

koe (1)

betekenis & definitie

lomp of dom mens; vrouw die ergernis wekt. Koeien gelden als dom en koppig.

Vgl. Duits: blöde Kuh.

Engels: silly cow. Protestantse jongeren werden in het midden van de twintigste eeuw door hun roomse soortgenoten wel eens uitgemaakt voor protestantse koeien.

De jeugdige roomsen werden dan weer voor roomse katers uitgescholden.‘Wat is dat?’ zeiden Wiesje en ik. ‘De huur, koe’, antwoordde de Major Domus. (Willem W. Waterman, Wie zei dat je in dezen tijd niet kon lachen? 1944)

Hij noemt me domme koe. (Ronald Giphart, Phileine zegt sorry, 1996)

Ach, hou toch op met je gezeik, hysterische ouwe koe. (HP/DeTijd, 13/01/2006)

< >