Iemand die het boterbriefje gaat halen, gaat trouwen. De uitdrukking zinspeelt waarschijnlijk op een eeuwenoude betekenis van boterbrief, namelijk ‘een vergunning om in de vastentijd boter, kaas, eieren en vlees te eten’. Boterbrief is een letterlijke vertaling van de Latijnse term literae butyricae.
Zoals de oorspronkelijke boterbrief een ontheffing gaf van het voorschrift om te vasten, zo gaf de boterbrief nieuwe stijl - de trouwakte - als het ware ontheffing van het voorschrift om kuisheid te betrachten. De uitdrukking schijnt in de nieuwe betekenis pas in de twintigste eeuw voor het eerst te zijn gebruikt. En wel in het lied ‘De vijf equipages van ’n schooier’ (gepubliceerd in 1908) van Koos Speenhoff. Het lied beschrijft de vijf keren dat de ‘schooier’ een rijtoer maakt. De tweede keer is ter gelegenheid van zijn huwelijk. Maar ... de berooide bruidegom kan de koetsier niet betalen:
Toen ie niet wist wat ie zou doen
En wat ie de koetsier wel zou zeggen,
Liet ie zijn boterbriefje toen
Als fooitje in de trouwkoets leggen.