Definities van Prisma Woordenboek Nederlands in de Ensie N
- no.
- nobel
- noblesse
- NOC*NSF
- noch
- nochtans
- nocturne
- node
- nodeloos
- noden
- nodig
- nodigen
- noedels
- noemen
- noemenswaardig
- noemer
- noest
- nog
- noga
- nogal
- nogmaals
- noisecancelling
- nok
- nokken
- nol
- nomade
- nomadisch
- nomenclator
- nomenclatuur
- nominaal
- nominatie
- nominatief
- nomineren
- non
- non-actief
- non-agressiepact
- non-alcoholisch
- non-binair
- non-combattant
- non-conformist
- non-descript
- non-ferrometaal
- non-fictie
- non-figuratief
- non-food
- non-interventie
- non-issue
- non-profitinstelling
- non-stop
- non-stopvlucht
- non-valeur
- non-verbaal
- nonchalance
- nonchalant
- none
- nonius
- nonkel
- nonnetje
- nonsens
- nonvlinder
- nood
- noodaggregaat
- nooddruftig
- noodgang
- noodgedwongen
- noodgreep
- noodhulp
- noodklok
- noodkreet
- noodlanding
- noodlijdend
- noodlot
- noodlottig
- noodrem
- noodsignaal
- noodslachting
- noodtoestand
- nooduitgang
- noodvaart
- noodverband
- noodvulling
- noodweer
- noodweerexces
- noodweg
- noodwendig
- noodzaak
- noodzakelijk
- noodzaken
- nooit
- noord
- Noord-Nederlander
- noordelijk
- noorden
- Noorden
- noordenwind
- noorderbreedte
- noorderbuur
- noorderkeerkring
- noorderlicht
- noorderling