Gepubliceerd op 20-07-2020

Ding

betekenis & definitie

(gericht) van ’t Idg. tenkós — termijn; het woord ziet dus oorspr. op den vastgestelden tijd, waarop de rechtszittingen werden gehouden; later verkreeg het de bet. van de rechtszittingen zelf en ook van het verhandelde: een ding, een zaak. — Het werkw. dingen was dus „rechtspraak houden”, en verder ook : „een verdrag of overeenkomst sluiten” (als ’t ware voor ’t ding, d. w. z. met rechtskracht), vandaar nog ons : bedingen.

< >