Wat is de betekenis van Ding?

2025-07-17
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Ding

o. (-en), 1. algemene naam voor alles wat een zelfstandig bestaan heeft, zaak, voorwerp : elk ding op zich zelf beschouwd heet een eenheid; met onze zintuigen nemen we de dingen waar ; de dingen en kun eigenschappen ; —vaak in tegenstelling met personen: een goede blik op mensen en dingen hebben; — iets waarvan men de naam niet kent: wa...

2025-07-17
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

ding

1) (1980+) (jeugd; inf.) interesse; datgene waar je goed in bent. Vooral in de uitdrukking 'zijn ding doen': doen waar men zin in heeft, zijn eigen verlangens volgen. Vooral gezegd m.b.t. popmuzikanten. Een vertaling van de Engelse hippieleuze: ‘to do one’s thing’. • De Slumbers doen gewoon hun ding en ze doen het goed. (Fabi...

2025-07-17
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

ding

ding - Zelfstandignaamwoord 1. een voorwerp dat geen dier of mens is Hij behandelde zijn vrouw altijd een ding, het verbaasde dan ook niemand toen zij van hem wegliep. 2. (informeel) een meid De oude rijke man trouwde voor de zoveelste keer een nieuw jong din...

2025-07-17
Bijbels Lexicon

Karina van Dalen-Oskam & Marijke Mooijaart (2017)

Ding

Alle dingen zijn mogelijk voor God, alles is voor God mogelijk, waarbij impliciet geldt, dat dat ook zo is als het naar menselijke berekening onmogelijk is. De verbindingen die onder ding behandeld worden, vertonen geen samenhang. Ze zijn gebaseerd op oudere vertalingen met alle dingen, waar later alles werd gebruikt. De uitdrukkingen hebben het ka...

2025-07-17
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

ding

ding - zelfstandig naamwoord 1. iets wat je kunt aanraken, wat meestal niet leeft en niet al te groot is ♢ een lamp is een ding, een lam en een gebouw niet 2. een zaak, proces of persoon waarover men kan spreken of denken ...

2025-07-17
Nieuwe encyclopedie van Fryslân

Meindert Schroor PhH (2016)

Ding

Middeleeuwse rechtsvergadering. Drie keer per jaar werden op vaste tijden zgn. ‘echte' dingen gehouden. Daarnaast kon bij speciale gelegenheden een geboden ding (Ofri. bodthing) worden samengeroepen. Recht en verplichting om aan het recht deel te nemen, dus zaken in te brengen en functies uit te oefenen, hadden de zgn. Vrije Friezen, i.e. de adel e...

2025-07-17
Woordenboek van populaire uitdrukkingen

Marc de Coster (1998)

Ding

1. het - keren voordat de vrouw wordt uitgekleed, soldatenuitdr., in zwang tijdens de mobilisatie van 1914, met de bet. ‘coïtus interruptus’. Syn. voor het zingen de kerk uitgaan. z van die-en,uitdr. gelanceerd door Koot en Bie, beginjaren negentig. In de mond gelegd van Cor van der Laak, een typetje dat aan het eind van een tirade voortdurend zei:...

2025-07-17
Lexicon Nederland en België

Liek Mulder (1994)

Ding

Ding (geding), volksvergadering; Oudgermaanse aanduiding voor de vergadering van de dinggenoten in een rechtskring, ter uitoefening van de rechtspraak en om te beslissen over zaken die het belang van het volk betroffen. De rechter kondigde de besluiten af en zorgde in enkele gevallen voor de uitvoering ervan. Het ding werd volgens vaste regels geho...

Wil je toegang tot alle 20 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-17
Lesbotaal Lexicon Lesbiaans : lexicon van de lesbotaal

Hanneke Kunst en Xandra Schutte (1991)

Ding

Ding - eufemistische aanduiding voor vagina, directrice, streng geklede, enigszins stijve lesbienne. Het woord roept associaties op met het hoofd van een kostschool of meisjesschool, broeiplaatsen van lesbianisme. De directrice was vaak object van bewondering en meisjesachtige verliefdheid. Zie ook vierkante manteipakkenpot en sigarenpotje, dominan...