Maarten Johannes Balthasar Jungmann (‘Maarten’) geb. Rotterdam 7 september 1877 (op geb.akte staat foutief 9 september 1877), overl. Leiden 9 december 1964.
Woonde en werkte in Rotterdam (maakte reizen naar Parijs, Marseille, Athene, Londen, Venetië), Ameland, Zeeland, Rotterdam, Den Haag 1916-1922, Noordwijk aan Zee tot 1943, daarna in Leiden. Leerling van de Akademie v. B.K. te Rotterdam o.l.v. Jan Striening, F. G. W. Oldewelt en A. H. R. van Maasdijk. Kreeg les in lithograferen van J. Vürtheim.
Schilderde, tekende, etste, lithografeerde figuren, landschappen, stillevens, zeegezichten enz. Heeft ook geboetseerd (figuren). Zijn ‘stadsgezicht te Rotterdam’ en zijn ‘Bijbels onderwerp’ werden in 1908 bekroond. Was lid van ‘Arti et Amicitiae’ te Amsterdam. Gaf les aan C. M. Roovers.
Museum Boymans-van Beuningen Rotterdam: studiekop van een jonge Zeeuwse boerin; zittend naakt; zelfportret. Dordrechts Museum: vrouw met vogelkooi. Rijkscollectie: paarden (aquarel); zeegezicht; witgedaste man; vuile zee.
Elzevier XLV (1913) blz. 195 en 196; en LXIII (1922) blz. 211-213; Luns; Maandblad voor Beeldende Kunsten I (1924) blz. 353-360 en II (1925) blz. 87-88; Mak van Waay; Plasschaert; Thieme-Becker; Van Hall I; Waller.