Ferdinand Carl Sierich geb. Den Haag 12 maart 1839, overl. Den Haag 19 oktober 1905. Woonde en werkte aldaar.
Was eerst als instrumentmaker in de zaak van zijn vader werkzaam. Pas op 28jarige leeftijd kon hij zich geheel op het schilderen toeleggen. Werd ook Sierich in plaats van Sierig genoemd. Signeerde: F. Carl Sierig. Leerling van de Akademie v. B.K. in Den Haag o.l.v. B. J. van Hove en van J. E. J. van den Berg, studeerde aan de schildersschool te Dusseldorf en verwierf daar de gouden medaille voor compositie; vriend van Jacob en Matthijs Maris.
Schilder van genretaferelen, portretten, figuren en enkele stadsgezichten. Hij gaf tekenlessen (illustrator). Gaf o.m. les aan H. Gorter, J. J. Prook en J. S. Snoeck. Tentoonstellingen Amsterdam, Den Haag, Rotterdam, Arnhem enz. 1863-1901: de smidswinkel; de milde grootmoeder; vrolijke kinderen; een versnapering; dorst lessen; een droevig verlies; stadsgezicht te Hamburg; gezicht van de Haagse vismarkt; achterbuurt in Vlaardingen; de dode geit; interieur te Laren (N.H.); de jonge kokette aan het toilet; interieur met figuren.
Rijksprentenkabinet Amsterdam: tekeningen. Haags Gemeentemuseum: stadsgezicht te Vlaardingen (gem. Fr. Carl Sierig): oud slop te Scheveningen. Rijksmuseum Amsterdam: stadsgezicht.
Kunstkronijk 1877 (blz. 5); Luns; Maandblad voor Beeldende Kunsten (C. Veth, september 1939); Mak van Waay; Plasschaert; Scheen; Thieme-Becker; Wurzbach.