Waar komt het woord abrikoos vandaan?
Het woord is vanuit het Latijn en Grieks (praecox respectievelijk praikokia: ‘vroegrijpe perzik’) via het Arabisch (al-barkoek) in het Spaans terechtgekomen. De Spanjaarden begonnen de vrucht in de Middeleeuwen te cultiveren in Andalusië en daar werd de naam albaricoque. Vandaar ging de reis naar Frankrijk. Het Nederlands heeft het woord in de meervoudsvorm abricots aan het Frans ontleend.
De Engelsen introduceerden de abrikoos in Europa: ze brachten de vrucht mee uit hun koloniën in Azië. Het Engelse apricot is afkomstig uit het Hindi: apri cossi betekende oorspronkelijk ‘heilige boom’.
De abrikoos groeit sinds de Middeleeuwen in de Nederlandse boomgaarden. De framboos was al langer bekend in de Nederlanden. Om
het onderscheid met de framboos aan te geven, noemde men haar oranje familielid abrikoos: ‘vrucht van een boom’ (het Latijnse arbi betekent ‘van een boom’); framboos betekent ‘vrucht van een struik’.
