Vredesconferenties - De Eerste Vr. C. werd op initiatief van Tsaar Nicolaas II van Rusland van 18 Mei tot 29 Juli 1899 te ’s-Gravenhage gehouden. Vertegenwoordigd waren België, Bulgarije, China, Denemarken, Duitschland, Engeland, Frankrijk, Griekenland, Italië, Japan, Luxemburg, Mexico, Montenegro, Nederland, Oostenrijk-Hongarije, Perzië, Portugal, Roemenië, Rusland, Servië, Siam, Spanje, Turkije, de Ver. Staten van Amerika, Zweden en Noorwegen en Zwitserland.
Het oorspronkelijke hoofddoel: tot overeenstemming te komen op het punt van ontwapening, werd niet bereikt. Wel echter werden op 29 Juli de volgende verdragen gesloten en verklaringen geteekend, welke ten onzent zijn bekend gemaakt bij K. B. van 19 Sept. 1900, Stb. 163: — 1) Verdrag voor de vreedzame beslechting van intern. geschillen (zie Arbitrage, Goede diensten en Médiation) ; — 2) Verdrag betreffende de wetten en gebruiken van den oorlog te land; — 3) Verdrag betreffende de toepassing op den zeeoorlog van de beginselen van de Conventie van Genève van 22 Aug. 1864; — 4) Verklaring houdende verbod van het werpen van projectielen of ontplofbare stoffen uit ballons of op dergelijke nieuwe wijzen; — 5) Verklaring houdende verbod tot beziging van projectielen met het eenige doel verstikkende of vergiftige gassen te verspreiden; — 6) Verklaring houdende verbod tot beziging van kogels, die zich in het menschelijk lichaam gemakkelijk uitzetten of vervormen, zooals kogels met harden mantel, waarvan de mantel niet geheel de kern dekt of van inkervingen voorzien is. Het verdrag, genoemd onder 1, werd goedgekeurd bij de wet van 9 Apr. 1900, Stb. 54, de verdragen, vermeld onder 2 en 3, bij wetten van 9 Juli 1900, Stb.125 en 126. — Van 15 Juni tot 18 October 1907 had een Tweede Vr. C., weder te ’s-Gravenhage, plaats. Behalve de genoemde staten waren thans ook vertegenwoordigd Argentinië, Bolivia, Brazilië, Chili, Columbia, Cuba, de Dominicaansche Republiek, Ecuador, Guatemala, Haïti, Nicaragua, Panama, Paraguay, Peru, Salvador, Uraguay, Venezuela. Op deze Tweede Confer. werden ter vervanging en aanvulling der resultaten van de Eerste Confer. een 13-tal verdragen en één verklaring geteekend, n.l.: — 1) Verdrag voor de vreedzame beslechting van intern. geschillen ; — 2) Verdrag nopens de beperking van het gebruik van wapengeweld bij het innen van schulden uit overeenkomst;
— 3) Verdrag nopens de opening der vijandelijkheden ; — 4) Verdrag nopens de wetten en gebruiken van den oorlog te land ; — 5) Verdrag nopens de rechten en verplichtingen der onzijdige mogendheden en personen in geval van oorlog te land; — 6) Verdrag nopens den rechtstoestand der vijandelijke handelsvaartuigen bij den aanvang der vijandelijkheden ; — 7) Verdrag nopens de verandering van handelsvaartuigen in oorlogsschepen ; — 8) Verdrag nopens het stellen van onderzeesche zelfwerkende contactmijnen ; — 9) Verdrag nopens het bombardement door een zeemacht in tijd van oorlog ; — 10) Verdrag voor de toepassing op den zeeoorlog der beginselen van het verdrag van Genève ; — 11) Verdrag nopens zekere beperkingen van de uitoefening van het buitrecht in den zeeoorlog ; — 12) Verdrag nopens de rechten en verplichtingen der onzijdige mogendheden in geval van zeeoorlog ; — 13) Verklaring nopens het verbod om projectielen en ontplofbare stoffen uit ballons te werpen; — 14) Verdrag nopens de vestiging van een intern. prijzenhof. — Behalve het laatstgen. verdrag zijn deze alle ten onzent bekend gemaakt bij K. B. van 22 Febr. 1910, Stb. 73. De verdragen, genoemd onder 1, 2, 4—12 en 14 werden goedgekeurd bij wetten van 1 Juli 1910, Stb. 229—240. Zie voor een additioneel protocol bij het onder 14 vermelde verdrag nog de wet van 23 Sept. 1911, Stb. 298 en voor de verzekering van de naleving van het verdrag, genoemd onder 10, nog de wet van 27 Aug. 1914, Stb. 426, waarbij art. 473a aan ons strafwetboek werd toegevoegd. — De ter Eerste Confer. geteekende verklaringen, hierboven genoemd onder 5 en 6, bleven van kracht. — In een ter Confer. vastgestelde slotakte werden nog de volgende wenschen uitgesproken: — 1) dat de mogendheden een bijgevoegd ontwerp-verdrag voor de instelling van een Scheidsgerechtshof zullen aanvaarden en dit in werking zal treden, zoodra overeenstemming zal zijn verkregen over de keuze der rechters en de samenstelling van het hof ; — 2) dat in geval van oorlog de bevoegde overheden, burgerl. en militaire, het zich als een zeer bijzonderen plicht zullen rekenen de handhaving van de vreedzame en met name de handels- en nijverheidsbetrekkingen tusschen de bevolkingen der oorlogvoerende staten en der onzijdige landen te verzekeren en te beschermen ; — 3) dat de mogendheden bij bijzondere verdragen zullen regelen den toestand van de op haar grondgebied gevestigde vreemdelingen, wat betreft de militaire lasten; — 4) dat de uitwerking van een reglement nopens de wetten en gebruiken van den zeeoorlog zal voorkomen op de agenda van de eerstvolgende Vredesconf. en dat in alle gevallen de mogendheden zoo veel mogelijk de beginselen van de wetten en gebruiken van den landoorlog op den zeeoorlog zullen toepassen. — Een uitgave van de voorn. verdragen en verklaringen is in 1915 verschenen bij Gebr. Belinfante te ’s-Gravenhage, bezorgd door Mrs. J. B. de Klerk en P. H. Ritter Jr.