Salpetersteen of caliche - heet het voor een belangrijk deel uit natronsalpeter bestaande bezinkingsgesteente, dat behalve dit hoofdbestanddeel in wisselende hoeveelheid andere zouten bevat, waaronder haliet, kalisalpeter, thenardiet en glauberiet. Ook is altijd een in water onoplosbaar gedeelte aanwezig; als dit overheerschend wordt, gaat de s. geleidelijk over in een breccie, bestaande uit gruis, brokken en blokken van allerlei gesteenten, die door een mengsel van leem en de bovengenoemde zouten aaneengekit zijn. Al deze gesteenten ontstaan bij de indroging van salpeterzuurrijke meren en zijn wegens de groote oplosbaarheid alleen bestendig in regenarme woestijngebieden.
S. dient voor de bereiding van chilisalpeter en is door een klein jodiumgehalte de belangrijkste bron voor jodium. Tegenwoordig worden alleen de vindplaatsen in noordelijk Chili ontgonnen, die zóó rijk zijn, dat de ontginning der andere tot nu toe bekende vindplaatsen niet loonend zou zijn.
