Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 10-01-2019

Javasche bank

betekenis & definitie

Javasche bank - te Batavia gevestigde circulatiebank voor Ned. Indië. Zij is opgericht in 1828 als geoctrooieerde naaml. vennootschap. Het laatste octrooi dateert van 1906 en geldt tot 1 Apr. 1921.

Zonder opzegging wordt het stilzwijgend telkens voor een jaar verlengd. Bij opzegging blijft het echter nog 5 jaar van kracht. De bank heeft een bijkantoor te Amsterdam en in Indië een aantal agentschappen en correspondentschappen. Haar kapitaal is ƒ 6.000.000. Haar operatiën bestaan volgens het octrooi in het disconteeren, het in beleening nemen van waarden, dan wel het verleenen van credieten en voorschotten in rekeningcourant, tegen divers onderpand, de tijdelijke uitzetting in prolongatie van eventueel te Amsterdam overtollige middelen, het koopen en verkoopen van wisselbrieven buiten N. I. betaalbaar, met geen langer looptijd dan de gebruiken des handels medebrengen, den handel in muntmateriaal en uitheemsch munt- en bankpapier, het essayeeren van ertsen en metalen, het ontvangen en weder uitbetalen van gelden in rekening-courant, het incasseeren van waarden, het in bewaring nemen van gelden en andere waarden, het overmaken van gelden, het beleggen van het maatschappelijk kapitaal en (in buitengewone omstandigheden, met goedvinden en, indien door hem noodig geacht onder de door den G.G. te stellen voorwaarden) het in beleening nemen van, dan wel verleenen van credieten of voorschotten in rekening-courant tegen onderpanden van hyp. vorderingen en andere voor overdracht of beleening vatbare en bij geschrifte aangegane inschulden. Sedert Januari 1907 heeft de bank een stelsel van giro ingevoerd. — De bank is kassier voor het Ind. gouvernement. Dit heeft ook een aandeel in de winst. De President der Bank wordt door den Gouv.-Gen. onder koninkl. goedkeuring telkens voor 5 jaren benoemd. — Sinds 1914 zijn haar bankbiljetten wettig betaalmiddel.

De verhouding, waarin het gezamenlijke bedrag der bankbiljetten, rekeningcourant-saldi en andere dadelijk opeischbare vorderingen door munt of muntmateriaal moet zijn gedekt, wordt door den Gouv.-Gen. bepaald. Vóór den wereldoorlog was deze minimum metaaldekking 40%. Toen werd het echter evenals bij de Ned. Bank tot 20% verlaagd. Van de metaaldekking moet ten minste 3/4 zich in Nederl.

Indië bevinden. Voor tenminste de helft moet zij uit N. I. en in N. I. zich bevindende standpenningen bestaan. De bankbiljetten der J. B. zijn in coupures van ƒ1000, / 500, / 200, ƒ 100, ƒ 50, ƒ 25, ƒ10, ƒ 5 in omloop. Kleinere coupures dan ƒ 5 zijn niet geoorloofd. De biljettencirculatie der bank beliep 31 Maart 1914 ƒ111.964.000, 31 Maart 1919 ƒ 214.306.000.

< >