Gewijsde - (Lat. res judicata, Fr. chose jugée), in het algemeen ieder rechterlijk vonnis, in het bijzonder echter een zoodanig, waartegen geen gewoon rechtsmiddel meer openstaat (men spreekt hier wel van uiterlijk gew. of gew. in formeelen zin). Naar gelang van de opvatting, welke men van dit begrip gewoon rechtsmiddel heeft, is het begrip gew. meer of minder ruim. In het bijzonder omtrent de vraag, of het feit, dat nog cassatie mogelijk is, aan het begrip gew. in den weg staat, heerscht geen eenstemmigheid. Art. 354 Sv. pleit voor ontkennende beantwoording.
In burgerlijke zaken wordt een uitspraak, waartegen nog cassatie openstaat, niet als een gewijsde beschouwd. — Vanouds heeft men, afgezien van hooger beroep en andere rechtsmiddelen, het ongewenscht geacht, dat eene zaak, waarover de rechter eenmaal uitspraak heeft gedaan, opnieuw aan eene rechterlijke beslissing wordt onderworpen. Men drukt dit uit door den regel, „ne bis in idem”. Algemeene gelding heeft die regel echter nooit gehad. Zoo gold hij met name in ons strafrecht langen tijd alleen in geval van vrijspraak (art. 218 Sv. oud), al werd hij door de rechtspraak ook tot ontslag van rechtsvervolging uitgebreid. Thans bepaalt art. 68 Sr., dat, behoudens de gevallen, waarin rechterlijke uitspraken voor herziening vatbaar zijn, niemand andermaal kan worden vervolgd wegens een feit, waarover te zijnen aanzien bij gew. van den Nederl. rechter of van den rechter in de koloniën en bezittingen van het rijk in andere werelddeelen onherroepelijk is beslist. Is het gew. afkomstig van een anderen rechter, dan heeft tegen denzelfden persoon wegens hetzelfde feit geene vervolging plaats in geval van 1) vrijspraak of ontslag van rechtsvervolging, 2) veroordeeling gevolgd door geheele uitvoering, gratie of verjaring der straf. Zie ook art. 136 Sv. luidende: Niemand kan, buiten vervolging zijnde gesteld, ter zake van hetzelfde feit, in rechten worden betrokken, tenzij nieuwe bezwaren zijn bekend geworden.
Als nieuwe bezwaren worden aangemerkt de verklaringen van getuigen, stukken, bescheiden en processen-verbaal, welke niet zijn onderzocht geworden, doch echter van dien aard zijn, dat zij of de bewijzen versterken, welke de rechtbank te zwak heeft geoordeeld, of de feiten meer ontwikkelen tot betere ontdekking der waarheid. — In burgerlijke zaken is eene tweede procedure over dezelfde feiten niet volstrekt uitgesloten, maar de rechter is in die procedure gebonden aan den inhoud van het eerste vonnis, wanneer een der partijen zich daarop beroept. De inhoud van dit vonnis moet, zooals de wet zegt, krachtens wettelijk vermoeden als juist worden aangenomen (1953 B.W.): res judicata pro veritate habetur. De onjuistheid van dien inhoud mag niet worden aangetoond. Het gezag van het gerechtelijk gew. strekt zich echter niet verder uit dan tot het onderwerp van het vonnis. Om dat gezag te kunnen inroepen, wordt vereischt, dat de zaak, welke gevorderd wordt, dezelfde zij; dat de eisch op dezelfde oorzaak beruste, en door en tegen dezelfde partijen in dezelfde betrekking gedaan zij (1954 B.W.). Een arrest of vonnis, in kracht van gew. gegaan, waarbij iemand wegens eenig feit tot straf is verwezen, zal in een burgerlijk geschil als een bewijs van dat feit worden aangenomen, behoudens tegenbewijs (1955 B.W.). Indien iemand van een aan hem ten laste gelegd feit is vrijgesproken, kan die vrijspraak bij den burgerlijken rechter niet worden ingeroepen om een eisch tot schadevergoeding af te weren (1956). Vonnissen betrekkelijk den staat van personen, gewezen tegen dengene, die wettiglijk bevoegd was den eisch tegen te spreken, zijn van kracht tegen elk en een iegelijk (1957 B.W.).