Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 15-11-2018

Cassatie

betekenis & definitie

Cassatie - 1) De Hooge Raad heeft het toezicht op den geregelden loop en de afdoening van rechtsgedingen, alsmede op het nakomen der wetten door de leden der Rechterlijke macht. Hij kan hunne handelingen, beschikkingen en vonnissen, wanneer die met de wetten strijdig zijn, vernietigen en buiten werking stellen volgens de bepalingen door de wet daaromtrent te maken en behoudens door de wet te stellen uitzonderingen (art. 165 Grw.). Deze vernietiging noemt men cassatie evenals het rechtsmiddel om daartoe te komen. De bedoelde regeling is te vinden in artt. 94—107 R. O., 398-429 Rv. en 346-374 Sv. Art. 99 R. O. bepaalt: De Hooge Raad vernietigt de handelingen, arresten en vonnissen: 1) wegens het verzuim der vormen, voorgeschreven op straffe van nietigheid; 2) wegens verkeerde toepassing of schending der wet; 3) wegens overschrijding van rechtsmacht.

Niettemin kunnen de vonnissen in burgerlijke zaken door de kantonrechters in het hoogste ressort gewezen, niet anders worden vernietigd dan wegens onbevoegdheid of overschrijding van rechtsmacht of ter zake, dat dezelve de gronden niet inhouden, waarop ze zijn gewezen, of niet met opene deuren zijn uitgesproken, onverminderd de bevoegdheid van den procureur-generaal bij den Hoogen Raad, om zich, alleen in het belang der wet (zie hieronder) tegen die vonnissen in cassatie te voorzien. Tegen de arresten van den H. Raad wordt geene cassatie toegelaten (art. 94 R. O.). Ook in eenige andere gevallen is zij uitgesloten. Zie b.v. art. 648 Rv. (beslissingen van scheidsmannen), 334 Sv. — De eisch tot cassatie kan worden ingesteld, hetzij door de partijen, hetzij ambtshalve door den proc.-gen. bij den Hoogen Raad (art. 96 R. O.). Partijen zijn niet ontvankelijk om in cassatie te worden toegelaten, zoolang de gewone wijze van procedeeren toereikende is om hare bezwaren te doen herstellen, hetzij door denzelfden rechter bij wien de zaak heeft gediend, hetzij door middel van hooger beroep (103 R. O.). — De wijze van procedeeren in cassatie in burgerlijke zaken is geregeld in de artt. 398—429 Rv., waarheen kan worden verwezen. Slechts zij het volgende aangestipt: 1) De cassatie geschiedt bij dagvaarding der wederpartij (406 Rv,); 2) De gewone termijn, waarbinnen zij moet geschieden is 3 maanden (398 Rv.); 3) de vertegenwoordiging van partijen geschiedt door een advokaat, niet door een procureur (406 Rv.); 4) De feitelijke grondslag der grieven kan alleen worden bewezen door het aangevallen arrest of vonnis, en, voor zoover zij betreffen vormen, op straffe van nietigheid voorgeschreven, ook door de stukken, waaruit van dat verzuim kan blijken (409 Rv.). — Voor strafzaken geeft het Wetb. v. Strafvordering nog een nadere omschrijving van de gevallen, waarin cassatie is toegestaan en tevens regelen voor de wijze van procedeeren (artt. 346—374). Cassatie geschiedt hier door aanteekening ter griffie (artt. 355, 357 Sv.). Deze aanteekening is niet noodig bij het incidenteel beroep in cassatie, ter zake van informaliteiten bij gelegenheid der terechtzitting begaan, welk beroep art. 350 Sv. mogelijk verklaart voor het geval, dat het Openbaar Ministerie (principaal) beroep heeft aangeteekend overeenkomstig art. 348 of 349 Sv. — Ook in burgerlijke zaken kent de wet incidenteel beroep in cassatie, d. i. cassatieberoep van de zijde van de wederpartij van hem, die het eerst in cassatie is gegaan.

Incidenteel beroep geschiedt bij conclusie van antwoord. Het is mogelijk ook na verloop van den termijn van 3 maanden (art. 410 Rv.). Het beroep van hem, die het eerst in cassatie is gegaan, wordt principaal beroep genoemd. — Tot hiertoe behandelden wij de cassatie als een buitengewoon rechtsmiddel van partijen om tegen eene rechterlijke beslissing op te komen. Daarnaast bestaat de mogelijkheid voor den procureur-generaal bij den Hoogen Raad om zich, na verloop der termijnen aan partijen toegestaan, in het belang der wet in cassatie te voorzien. De daarop door den Hoogen Raad te geven beslissing heeft echter geenerlei invloed op de rechten der partijen tart. 98 R. O., zie ook artt. 347, 351 Sv. en 82 Reg. I).

2) Tijdens de Republiek der Vereenigde Nederlanden verstond men onder C. van regimenten of militaire officieren het aan hen verleend ontslag wanneer zij niet meer benoodigd waren, m. a. w. het afdanken van huurtroepen, met opheffing gelijkstaande. Zie ten Raa en de Bas, Het Staatsche Leger. In later tijden kreeg c. in het militair strafrecht de beteekenis van gedwongen niet-eervol ontslag aan officieren verleend, wegens het begaan van een strafbaar feit. De c. kon gepaard gaan met infamie (eerloosheid). De c. is thans in het militair strafrecht vervallen en door andere straffen vervangen.

< >