Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 24-01-2019

Fresco

betekenis & definitie

Fresco - de schildertechniek, die, in tegenstelling met de enkaustische schilderwijze, de tempera en seccotechnieken de verf, vermengd met lijm, eiwit of suikeroplossingen, aanbrengt op een natte fijngewreven mortellaag, die is samengesteld uit zand en kalk. Door het drogingsproces van de kalk wordt de verflaag aan de oppervlakte gefixeerd en is niet meer weg te wrijven of op te lossen. De moeilijkheid bij de frescotechniek is, dat de tinten, zoolang ze nat zijn, zich donkerder voordoen dan in het opgedroogde stadium, terwijl een retouche niet meer mogelijk is en slechts door het wegkrabben der bestaande kalklaag en vernieuwing van dezen ondergrond een correctie kan worden aangebracht. De frescotechniek, in de oudheid bekend in de Egyptische, Etruscische en Pompeiaansche muurschilderingen, ook in de katakomben-schilderingen tot ons gekomen, is bij uitstek Italiaansch, en vooral, in de XVe en XVIe eeuw in de schilderscholen te Florence, te Rome en te Venetië toegepast voor muurschilderingen, terwijl Correggio door zijn grootsche plafondschilderingen geheel nieuwe mogelijkheden op dit gebied schiep, waarop men in de XVIIe en XVIIIe eeuw nog heeft voortgebouwd.

Venetië kent evenals Zuid-Duitschland, de f. aan de gevels van huizen, die toch niet altijd tegen de weersgesteldheid gedurende eeuwen bestand bleken. In de XlXe eeuw is de f.-schildering weer in eere gekomen in Italië, toen Duitsche romantische schilders als Overbeek, Cornelius, Koch en Führich de Villa Bartholdi met voorstellingen uit Dante, Tasso, Ariosto, enz. hebben versierd. Het is begrijpelijk, dat deze nieuwe richting naar München overwoei, waar nu nog de overblijfselen van de f. aan de Glyptothek, het Residentieslot (goed bewaard), de z.g. Arkaden van den Hofgarten en de Bonifaciuskerk te zien zijn van de hand van Rottmann, Kaulbach, Cornelius, Schorr von Karolsfeld en zoovele anderen. Ook Düsseldorf, Weimar, Weenen, hebben monumenten uit dezen tijd. In Frankrijk is de frescoschilderkunst in haar hoogsten bloei vertegenwoordigd in het Genovevaverhaal, uitgebeeld aan de wanden van het Pantheon door Puvis de Chavannes.

In Engeland is het XIXe-eeuwsche House of Parliaments versierd door schilders als Dyce, Horsley, Maclise e.a., terwijl de meer moderne schilderkunst fresco’s kent van Leighton en Madox Brown. Na dezen opbloei in de XlXe eeuw schijnt de f. voorloopig weer van de baan. In Nederland heeft men wel is waar reeds in de Middeleeuwen een enkele maal deze techniek toegepast, maar zij is nooit tot bloei gekomen. Van alle moderne procédés als caseïne-techniek, het werken met de z.g. kaim-verf, enz. moet men het zuivere fresco onderscheiden. — Litteratuur: Taylor, A Manuel of fresco and encaustic painting (Bondon 1853); König, Die Praxis in den verschiedenen Techniken der Wandmalerei (Berl. 1897); Brockhaus’ Konversationslexikon.

< >