Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 19-01-2019

Egoïsme

betekenis & definitie

Egoïsme - (van het Lat. ego: ik). Deze term werd vroeger ook gebruikt voor de (nu solipsisme geheeten) theoretische leer, dat alleen het Ik (van het kennende individu) bestaat of van zijn bestaan absoluut zeker is, terwijl de vreemde Ik’s en de dingen der buitenwereld alleen als zijn voorstelling (bewustzijnsinhoud) zouden existeeren. Later wordt e. alleen in praktischen zin genomen, ter aanduiding van de niets-ontziende, zich aan geen zedelijk gebod storende, zelfzucht, die slechts uit is op het bevredigen van eigen lusten en begeerten. — Men spreekt ook wel van een „natuurlijk” egoïsme, dat met altruisme bestaanbaar is. — Een radikaal egoïsme verkondigt Stirner in zijn werk „der Einzige u. s. Eigentum” (1845); ook Nietzsche („het egoïsme behoort tot het wezen der voorname ziel; ik bedoel dat onwrikbaar geloof, dat aan een wezen, zooals wij zijn, andere wezens van nature onderdanig moeten zijn en zich daarvoor hebben op te offeren”).

< >