v., (ook: metabolisme), het geheel van alle processen die de opneming, omzetting en afgifte van stoffen bij levende organismen omvatten.
(e) Uit praktische overwegingen wordt de stofwisseling wel onderverdeeld in katabolisme en anabolisme, hoewel beide processystemen naast elkaar, maar ook gekoppeld kunnen optreden. Katabole reacties maken energie vrij door complexe stoffen af te breken tot eenvoudige stoffen, terwijl anabole reacties uit eenvoudige verbindingen (precursors) meer complexe, lichaamseigen stoffen tot resultaat hebben. Bij anabole reacties is energie nodig. De uit de darm opgenomen voedingsstoffen (→spijsvertering) leveren bij groeiende organismen niet alleen energie voor het doen functioneren van het complexe organisme, maar tevens de precursors voor de anabole reacties, die toename van organisch materiaal (groei) tot gevolg hebben. Bij volwassen organismen is niet alleen toevoer van energie nodig, maar zijn ook voedingsstoffen nodig voor de synthese van verloren gegane celbestanddelen, synthese van enzymeiwitten, plasma-eiwitten, hormonen e. d., om het functioneren van het lichaam te kunnen onderhouden.
Een levend organisme is een zeer actief en dynamisch geheel, dat voortdurend door de stofwisselingsprocessen in stand wordt gehouden. Bij eencellige dieren is de stofwisseling beperkt tot één cel en gekoppeld aan de zich daarin bevindende celstructuren. Bij meercellige organismen en speciaal bij de hoger ontwikkelde dieren, is het meer tot een arbeidsverdeling gekomen over de verschillende organen. Alhoewel bij dergelijke organismen de stofwisseling in haar primaire vorm vrijwel in elke cel vertegenwoordigd is, is deze in secundaire vorm voor de verschillende organen karakteristiek. De stofwisseling van de lever is gericht op een dienende taak ten opzichte van de overige organen, terwijl de stofwisseling van de spier gericht is op de spierfunctie zelf. De nier speelt een belangrijke rol in de verwijdering van allerlei, uit het organisme afkomstige, schadelijke afvalstoffen. Bij alle stofwisselingsreacties zijn enzymen betrokken die deze katalyseren.
Na een koolhydraatrijke maaltijd neemt het glucosegehalte in het bloed toe. Tijdens de glucoseopname stijgt het insulinegehalte, waardoor de permeabiliteit van de celmembranen voor glucose toeneemt en opname door de cellen wordt vergemakkelijkt. Zowel de lever als de spieren kunnen glucose in de vorm van →glycogeen opslaan (→glycogenese), wat een goede vorm van energieopslag is. Bovendien kan voorzover direct nodig voor energiewinning een deel van de glucose in de cellen worden afgebroken tot pyrodruivezuur (→glycolyse). Dit pyrodruivezuur kan in de mitochondriën van de cel worden omgezet in acetylCoA, dat de uitgangsstof is voor de Krebscyclus (CoA is de afk. voor coënzym A).
Via deze cyclus, het elektronentransportsysteem (→ademhalingsketen) en de daaraan gekoppelde oxidatieve fosforylering ontstaat ATP, de voornaamste energiebron van de cel. Na enige tijd zal onder invloed van het →insuline het glucosegehalte het normale niveau (ca. 5 mmol/1) hebben bereikt. Indien het gehalte te laag dreigt te worden, kan glucose worden vrijgemaakt uit glycogeen (→glycogenolyse).
Naast glucose en glycogeen zijn in de energievoorziening ook de vetten van grote betekenis. De vetten, die in de vetweefsels voornamelijk worden opgeslagen in de vorm van triglyceriden, kunnen worden gemobiliseerd als glycerol en vrije vetzuren. De vrije vetzuren worden aan de albuminen van het bloed complex gebonden en naar de weefsels getransporteerd. In de cel kunnen de vrije vetzuren in de mitochondriën worden afgebroken tot acetyl-CoA via het proces van de zgn. β-oxidatie (→vetzuuroxidatie). Speciaal in de lever heeft tijdelijke ophoping van acetyl-CoA vorming van ketonlichamen tot gevolg. Tijdens de vetzuurafbraak komt veel energie vrij, terwijl de vrijgekomen moleculen acetyl-CoA in de Krebscyclus nog eens een hoeveelheid energie leveren in de vorm van ATP.
De gevormde ATO is nodig o.a. voor syntheseprocessen en bij verschillende vormen van arbeid, b.v. spierarbeid, osmotische arbeid, chemische ar methodes. Deze worden volkssterrenwachten genoemd.
In Nederland zijn sterrenwachten te Leiden, Utrecht, Amsterdam en Roden (Groningen), verder enkele volkssterrenwachten, o.a. te Hoeven en te Denekamp. In België zijn sterrenwachten te Ukkel, Leuven, Gent en Brussel.