Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 31-01-2022

Scheepsmeting

betekenis & definitie

v. (-en), vaststelling van de totale inhoud van een schip alsmede bepaalde gedeelten daarvan.

Voor scheepsmeting bestaan drie methoden.

1) Waterverplaatsing, d.i. het gewicht van het water dat verplaatst wordt door het deel van het schip dat zich onder de waterspiegel mag bevinden (d.w.z. onder de lastlijn).

Dit gewicht wordt uitgedrukt in ton (1 tf = 1000 kgf 1000 m3 zoet water met dichtheid: 1000 kg/m3) of in zgn. Engelse ton (1 Engelse ton = 1016 kgf 35 (Engelse voet)3 zout water met dichtheid: 1025 kg/m3). Deze methode wordt vooral voor oorlogsschepen gebruikt (deze hebben vrijwel geen draagvermogen en varen praktisch buiten bereik van de fiscus).

2) Draagvermogen (Eng. deadweight), d.i. het gewicht dat door een schip, beladen tot zijn plimsollmerk, vervoerd kan worden en wel het gewicht van
a. lading,
b. brandstof en eventueel water voor de voortstuwing (b.v. stoomketel),
c. passagiers, proviand, soms ook drinkwater voor de passagiers.

Het zgn. nuttig draagvermogen is het gewicht van a plus c. De eenheden zijn dezelfde als onder

1. Het draagvermogen wordt bepaald van vracht-, tanken bulkschepen (voor b.v. erts of graan).
3) De inhoud van alle ruimte in en op het schip (bruto register tonnage), resp. van de ruimte bestemd voor betalend vervoer (dus uitgezonderd machinekamer, bemanningsverblijven e.d.) (netto register tonnage). Deze maat, die in geen enkel verband staat met de voorgaande, wordt uitgedrukt in registerton nl. 1 registerton = 100 (Engelse voet)3 = 2,83 m3.

Deze maat voor o.a. passagiersschepen wordt door de overheid bepaald en in de meetbrief vastgelegd, en wordt vrijwel overal gebruikt ter berekening van havengelden, doorvaartrechten (Panama- en Suezkanaal), dokkingskosten, sleeploon enz.

Tot het bepalen van de netto register tonnage wordt in België de ‘regel der vaste kolenbunkers’ toegepast bij het opmeten van de ruimte voorbehouden voor de scheepsvoortstuwing. Hierdoor is de uitkomst ca. 20% hoger dan die bepaald door de ‘Engelse regel’.

Berekeningsmethoden voor de bepaling en aanduiding van de inhoud van hun schepen werden in zeevarende landen reeds in vroeger tijden (b.v. in Engeland in 1423 ‘by act of parliament’) vastgesteld. Zij verschilden echter onderling, terwijl ook de gebruikte maateenheid lang niet overal gelijk was. De vooraanstaande plaats in de scheepvaart van het Verenigd Koninkrijk had tot gevolg dat het daar in 1854 ingevoerde berekeningssysteem van George Moorsom geleidelijk door vele zeevarende landen overgenomen werd. Het is sedertdien herhaaldelijk gewijzigd. De op deze wijze verkregen internationale uniformiteit is nog vergroot door het Verdrag van Oslo van 194

7. De maatstaven en regelingen daaruit zijn door Nederland als medeondertekenaar van dit verdrag overgenomen in de Meetbrievenwet en het daaruit voortgekomen Meetbrievenbesluit van resp. 1948 en 1949, waarin de taken van de Ned. scheepsmetingsdienst zijn beschreven. België heeft dit verdrag niet ondertekend; de scheepsmeting geschiedt op basis van de wet van 20.6.1883 en uitvoerende KB’s.

< >