Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

kosmos (cosmos)

betekenis & definitie

[Gr.], m. (g. mv.), het heelal als geordend geheel.

(e) Het woord kosmos werd al vroeg toegepast op de totaliteit van al het bestaande, die de Grieken zich graag voorstelden als een groot, goed geordend geheel.

Toen het orde-aspect wat op de achtergrond raakte, kreeg kosmos zonder meer de betekenis van universum, totale werkelijkheid, de wereld.

M.n. →Pythagoras en zijn volgelingen beschreven dit heelal echter als een volmaakte orde, omdat naar hun mening het getal als eerste beginsel aan alles wat bestaat ten grondslag ligt.

Later zag →Herakleitos deze orde in al het bestaande als een wetmatigheid, waardoor hij de stoot gaf tot de ontwikkeling van het begrip natuurwet of kosmische wet. Velen van de →voorsocratici kenden aan deze kosmische orde of wetmatigheid een goddelijk karakter toe.

Ook voor →Platoon was deze kosmische werkelijkheid een geordend, goddelijk geheel, samengesteld door een goddelijke geest (demiurg), die haar zo goed mogelijk gemaakt had; zij was echter de afbeelding of nabootsing van de hogere werkelijkheid der ideeën, waarin een perfecte orde heerst. Op deze wijze introduceerde Platoon een tweevoudige kosmos in het Griekse denken: enerzijds de kosmos waarin de mensen leven en die minstens in beginsel zintuiglijk waarneembaar is (kosmos aisthetos), anderzijds het voorbeeld of model waarnaar deze kosmos werd gevormd en dat alleen voor het denken bereikbaar is (kosmos noetos). Dit onderscheid blijft in de hele platonische traditie bestaan. Latere denkers zoals →Filoon van Alexandrië en →Plotinos situeerden deze kosmos noetos niet, zoals Platoon, in een niet nader bepaalbare, alleen voor het denken toegankelijke ‘plaats’, maar in het denken van resp. de →logos en de →nous. Buiten het platonisme vindt deze verdubbeling van de kosmos geen genade. Terwijl →Aristoteles de kosmos ziet als een systeem van op een doel gerichte beweging (teleologie), keert het →stoicisme terug naar de opvatting van een goddelijke kosmos, die zich volgens wetten van redelijkheid ontvouwt vanuit een eerste beginsel, dat vooral als vuur of als →pneuma wordt opgevat. →kosmogonie.

LITT: J.Kerschensteiner, Kosmos (1962); C.Blacker en M.Loewe, Ancient cosmologies (1975).

< >