(maakte in, heeft ingemaakt), (overg.) 1. (eig.) conserveren, inleggen, konfijten: abrikozen -; groente, haring — (e); 2. (fig.) klop geven, geheel overwinnen, m.n. als sportterm: ze werden ingemaakt met 7—0.
(e) Bij het inmaken wordt gebruik gemaakt van verhitting, diepvriezen en toevoegingen van zuur, zout, alcohol of suiker. Het inmaken met azijn of zout wordt ook wel inleggen genoemd. Aangezien men in de huishouding in het algemeen niet de beschikking heeft over overdrukautoclaven, wordt bij het steriliseren (→wecken) het produkt langdurig bij ca. 100 °C verhit. Mede als gevolg van verlies aan voedingswaarde bij gezouten en geweckte groenten, is het huishoudelijke diepvriezen opgekomen. De eigen inmaak is grotendeels verdrongen door het gebruik van industrieprodukten (bliken glasconserven, diepvriesen kant-en-klaar-produkten).