Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

groente

betekenis & definitie

v. (-n, -s), plantaardig voedsel voor de mens (e), als gewas en als spijs (rauw en gekookt): wat voor – eten we vandaag?; ook de schaal met groente: geef me de – eens aan; soort van groente: groenten zaaien, telen; jonge groenten; ingemaakte, gedroogde, verduurzaamde groenten.

(e) Al naar het gedeelte dat wordt geconsumeerd, onderscheidt men blad-, stengel-, vruchten wortelgroente. De groenten vormen een belangrijk onderdeel van het dagelijks menu, daar zij een bron van mineralen en vitaminen zijn. Het gehalte aan calorieën leverende bestanddelen is doorgaans zeer gering; het gehalte aan water ligt voor de meeste groenten rond de 90%. Meestal gaat het gehalte aan voedende bestanddelen bij verwerking van de groenten snel achteruit. Door koken gaat gemiddeld 50–60% van de vitamine C verloren. Gezouten groenten bevatten praktisch geen voedingsstoffen meer, bij de andere vormen van verwerking hangt veel af van de gevolgde methode.

Hoe sneller de verwerking plaatsvindt hoe beter het resultaat. Het verbruik van groente in Nederland bedraagt per hoofd van de bevolking ca. 90 kg, waarvan 14 kg in verduurzaamde vorm, in België 101 kg. Een vergelijking met de jaren vóór de Tweede Wereldoorlog laat een geringe toename zien, die vooral gelegen is in de conserven. Het verbruik van verse groente heeft kwantitatief weinig verandering ondergaan. Wel is er een verschuiving te constateren: de consumptie van grove groente (kool, kroten, bonen en erwten) neemt af, die van fijnere groente (sla, komkommer, tomaat, bloemkool, witlof, spruitkool e.d.) neemt toe. Oorzaken hiervan zijn: toenemende welvaart en het feit dat door andere teeltmethoden ook de fijnere gewassen over een lange periode kunnen worden aangeboden.

In de Romeinse tijd werden in België al groenten gekweekt, die behalve de tevoren bekende ook nieuwe groenten omvatte (radijs, peterselie). Het telen van groenten vond reeds in de middeleeuwen rond de steden plaats. De geteelde produkten waren toen kool, uien, peen, erwten en bonen. In de 15e eeuw voerde men van Vlaanderen groenten uit naar Engeland. Het duurde tot de 17e eeuw voor er van beroepsteelt gesproken kon worden. Door de vele contacten met vreemde landen werden toen ook een aantal uitheemse groentesoorten bekend, die hier geteeld konden worden.

Rond Brussel (boerkozen), Leiden en Delft ontstonden toen bedrijfjes. In de 18e eeuw breidde dit zich uit, vooral in Noorden Zuid-Holland gestimuleerd door de groeiende bevolking en de stijgende welvaart in de steden. Pas ca.1880 is echter de enorme ontwikkeling begonnen onder invloed van de groei der industriegebieden in de buurlanden en de betere transportmogelijkheden, waardoor de groenteteelt kon uitgroeien tot een belangrijke exportindustrie. Een belangrijke stap in het groeiproces is geweest de stichting van →veilingen (ca.1900), waardoor de afzet van het produkt werd geregeld.

De teelt beslaat in Nederland een oppervlakte van ca. 50.000 ha, over een groot aantal centra verspreid. De meeste hiervan hebben zich, afhankelijk van de omstandigheden van bodem, klimaat, geografische ligging en aard van de bevolking in een bepaalde richting gespecialiseerd. Afhankelijk van de gewassen spreekt men van extensieve en intensieve groenteteelt. De extensieve teeltvorm betreft grove gewassen als kool, uien, winterwortelen, vroege aardappelen e.d. De intensieve teeltvorm kent weer een groot aantal variaties van intensieve vollegrondsteelt (vooral fijne bladgroenten als sla, andijvie) tot zwaar verwarmde →glascultuur (komkommer, tomaat). Tegenover deze intensivering in de teelt van fijne gewassen staat een verschuiving van de teelt van vollegrondsgroenten, zoals bonen, spinazie, erwten, kool, peen en uien naar het grotere landbouwbedrijf, waar men met machines deze gewassen goedkoper kan telen en oogsten. Het betreft hier in hoofdzaak de teelt van produkten bestemd voor de conservenindustrie.

De voornaamste centra in Nederland zijn:

Het Zuidhollandse glasdistrict (tomaat, komkommer, sla, paprika, aubergine, meloen, radijs, andijvie, bonen en bloemkool);

IJsselmonde (spruitkool, witlof, kroten, andijvie, sla en komkommer);

Overflakkee (uien, witlof en winterwortelen);

De Streek (vroege aardappelen en herfstbloemkool);

De Langendijk (vroege aardappelen en spruitkool);

Noord-Brabant (aardbeien, spruiten, prei, peen, sla, andijvie en augurken);

Venlo en omgeving (glasteelt en vele vollegrondsgroenten);

Bommelerwaard (aardbeien, volle grond en glas);

Huissen (tomaten, bonen, komkommers en sla);

Hoogezand-Sappemeer (komkommers en tomaten).

Het areaal vollegrondsgroenten bedraagt ca. 50.000 ha (1974), waarvan 20.000 ha voor conservengroenten. Het areaal glasgroenten bedraagt ca. 4700 ha.

In België kreeg de groenteteelt ook in de 19e eeuw pas een grote stimulans, en na de Eerste Wereldoorlog nam de teelt onder glas een grote vlucht. Deze teelten geschieden vooral op gemengde landbouwbedrijven.

De voornaamste groenteteeltcentra zijn:

Tussen Leuven en Brussel (witlof en spinazie);

Mechelen en omgeving (bloemkool, vroege aardappelen, sla, tomaten en wortelen);

Lier en omgeving (prei, spruitkolen en bonen);

Haacht-Aarschot (asperges en erwten);

Waasland (aardbeien, sla en bloemkool);

Aalst en omgeving (ui);

Roeselare (schorseneer en glasteelten).

Het totale areaal beslaat meer dan 30.000 ha. Hoewel België een grote uitvoer heeft van witlof, bloemkolen, kropsla, tomaten, prei en schorseneren, is het tevens een belangrijk invoerland voor verschillende andere groenten.

Groente (bestanddelen)

groente. Bestanddelen in 100 gram van het eetbare gedeelte van groenten koolh. = koolhydraat;

1 kcal = 4,1868 kJ

groente energie hoeveelheid energie leverende voedingsstof hoeveelheid mineraal hoeveelheid vitamine eiwit vet koolh. Ca P Fe Na K β-caroteen B1 B2 nicotinezuur B6 rauw B6 gekookt C rauw C gekookt kcal kJ g g g mg mg mg mg mg mg mg mg mg μg μg mg mg andijvie 14 59 2 0,2 1 20 70 1 50 300 1,20 0,02 0,10 0,4 50 25 10 1 asperges 21 88 2 0,1 3 20 60 1 5 200 0,10 0,07 0,6 50 30 20 10 aubergines 14 59 0,5 3 10 12 0,4 10 200 0,03 0,04 0,05 0,6 70 60 10 4 bieten 38 159 2 0,2 7 30 40 1 100 400 0,02 0,03 0,1 45 45 5 2 bloemkool 23 96 2 0,3 3 20 30 0,5 15 400 0,05 0,07 0,6 200 175 80 60 boerenkool 40 167 4 0,9 4 200 70 1 50 500 5,30 0,02 0,20 1,5 225 150 100 30 champignons 23 96 4 0,3 1 25 130 1 5 400 0,07 0,30 4,0 125 70 5 1 doperwten 63 264 5 0,3 10 20 80 2 10 300 0,40 0,17 0,16 2,7 90 90 50 25 knolselderij 32 134 2 0,4 5 80 90 1 75 400 0,03 0,03 0,8 125 90 12 6 komkommer 6 25 0,5 1 20 30 0,5 5 200 0,03 0,01 0,2 30 20 10 4 koolraap 26 109 1 0,2 5 40 20 0,5 15 200 0,03 0,03 0,8 100 70 35 25 paprika 24 100 1 5 25 5 0,4 10 400 0,70 0,03 0,07 0,8 175 150 100 80 peen 30 126 1 0,2 6 40 30 0,5 75 300 6,00 0,07 0,03 0,6 70 50 5 3 peulen 31 130 2,5 0,1 5 40 30 0,5 5 250 0,20 0,14 0,06 0,6 90 90 70 35 prei 31 130 2 0,3 5 60 30 1 5 250 0,60 0,12 0,04 0,5 250 150 25 15 radijs 14 59 1 0,2 2 30 30 2 25 250 0,05 0,03 0,2 80 20 10 rode kool 26 109 2 0,2 4 50 30 0,5 10 300 0,05 0,02 0,2 125 90 60 30 savooie kool 29 121 2 0,6 4 50 30 0,5 10 300 0,04 0,04 0,2 150 150 40 20 sla 12 50 2 1 30 40 1 15 300 1,50 0,05 0,08 0,4 70 30 10 1 snijbonen 18 75 2 0,2 2 40 30 0,5 2 250 0,20 0,07 0,06 0,6 80 50 15 5 sperziebonen 36 151 3 0,4 5 40 50 1 2 300 0,20 0,07 0,05 0,6 125 100 10 5 spinazie 13 54 2 0,3 0,5 130 70 3 25 700 5,00 0,06 0,20 0,6 150 50 25 8 spitskool 33 138 3 0,6 4 50 30 0,5 10 300 0,04 0,04 0,2 100 60 60 8 spruitjes 41 172 4 0,5 5 30 120 1 10 500 1,00 0,12 0,12 0,5 300 225 150 100 tomaten 18 75 1 0,2 3 10 20 0,4 10 300 0,60 0,05 0,02 0,5 80 60 25 12 tuinbonen 39 153 5 0,3 4 20 100 1 5 400 0,16 0,10 0,15 0,9 100 70 80 30 uien 47 197 1 0,3 10 30 40 0,5 10 200 0,03 0,02 0,2 125 80 10 5 veldsla 24 100 2 0,4 3 25 50 4 15 300 1,50 0,08 0,07 0,4 100 60 40 witlof 17 71 1 0,1 3 20 20 0,5 5 200 0,04 0,03 0,3 50 20 5 1 witte kool 26 109 2 0,2 4 50 30 0,5 15 250 0,04 0,04 0,3 150 100 40 15 groente. Leverbaarheid aandeel in de jaarproduktie in de maand

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12

% % % % % % % % % % % % andijvie 2 3 7 6 11 11 12 14 11 14 6 3 asperge 4 60 36 aubergines 8 9 27 26 22 8 bieten 8 8 8 5 6 11 9 8 10 12 9 6 bloemkool 2 4 6 6 14 14 8 13 10 17 4 2 boerenkool 24 12 3 1 3 11 23 23 champignons 7 7 8 8 10 8 8 10 7 9 8 10 doperwten 59 39 2 knolselderij 11 6 4 1 1 3 13 14 20 komkommer 5 11 19 19 16 16 8 5 1 koolraap 14 12 8 1 5 24 23 13 paprika 2 8 14 26 20 20 10 peen 9 8 9 5 6 7 9 8 9 13 10 7 peulen 24 71 5 prei 14 9 10 9 3 1 4 9 18 14 9 radijs 17 44 34 3 1 1 rode kool 12 15 15 4 4 2 7 10 8 9 8 6 savooie kool 13 13 8 2 2 2 4 9 11 16 11 9 sla 4 5 13 23 17 7 5 5 3 4 6 8 snijbonen 3 12 12 47 19 7 sperziebonen 3 14 56 20 7 spinazie 17 28 35 8 2 4 3 3 spitskool 32 42 17 6 2 1 spruitjes 20 16 8 1 13 21 21 tomaten 1 12 19 19 27 11 9 2 tuinbonen 52 46 2 uien 13 11 7 5 8 6 6 7 9 10 8 10 veldsla 18 31 29 8 4 1 4 5 witlof 19 20 20 7 2 7 11 14 witte kool 8 10 14 7 4 1 6 12 17 13 8 .

< >