v./m. (-s), fistel in de galblaas of galbuis waardoor de gal geheel of gedeeltelijk wegvloeit; ook kunstmatige fistel, aangebracht ter bepaling van de hoeveelheid van de door de lever gevormde gal.
(e) Bij een inoperabele belemmering van de galafvloed naar de darm wordt een zgn. chirurgische galfistel gemaakt doordat men het galblaaslumen in verbinding brengt met een dunnedarm-lis, zodat de gal vrij kan afvloeien. Het chirurgisch aanleggen van een huidfistel is meestal bedoeld als overgangsmaatregel bij een in verschillende fasen uitgevoerde grote buikoperatie: gaat alles goed, dan wordt later deze galfistel weer opgeheven. Een ander type galfistel treedt op als de galblaas een galsteen uit tracht te drijven, maar daarin niet slaagt. Gewoonlijk gaat dit gepaard met heftige pijnen (galsteenkoliek) en wordt er operatief ingegrepen. Blijven deze kolieken echter weg (b.v. bij mensen zonder pijnzin), dan forceert de geprikkelde galblaas een uitgang voor de steen. Door de sterke galblaascontracties kan zo’n grote druk op de galsteen worden uitgeoefend dat een galfistel naar de darm ontstaat. Uiteraard kan een galfistel ook het gevolg zijn van een verwonding of ontsteking.