Definities van Oosthoek Encyclopedie in de Ensie H
- huishoudelijke schulden
- huishouden
- huishouden (werkwoord)
- huishoudgeld
- huishouding
- huishouding, kosten van de
- huishoudjam
- huishoudkind
- huishoudonderwijs
- huishoudster
- Huishoudtechnisch Advies, Instituut voor
- huishoudtextiel
- huishuur
- huisindustrie
- huisje
- huisjesmelker
- huiskamer
- huiskapel
- huiskapelaan
- huiskat
- huiskleur
- huiskrekel
- huislijk
- huislinnen
- huisliturgie
- huislook, m./o
- huismacht
- huisman
- Huismans, Sipke
- Huismans, Sipke, Ned. graficus
- huismeester
- huismerk
- huismiddeltje
- huismierkever
- huismijt
- huismoeder
- huismuis
- huismus
- huismuziek
- huisnaaister
- huisnummer
- huisonderwijs
- huisonderwijzer
- huisorde
- huisorgaan
- huisorkest
- huispersoneel
- huisprelaat
- huisraad
- huisrecht
- huisregister
- huisschilder
- Huissen
- huissier
- Huissignies
- huisslacht
- huisspin
- huisstofmijt
- huistelefonie
- huistelefoon
- huistiran
- huistoe
- huisvader
- huisvesten
- huisvesting
- huisvestingsbureau
- huisvestingscommissie
- huisvlag
- huisvlieg
- huisvlijt
- huisvrede
- huisvredebreuk
- huisvriend
- huisvrouw
- huisvuil
- huisvuilauto
- huisvuilinzameling
- huiswaarts
- huiswerk
- huiszoeking
- huiszwaluw
- huiszwam
- Huitzilopochtli
- huiven
- huiverachtig
- huiveren
- huiverig
- huivering
- huiveringwekkend
- huizehoog
- huizen
- Huizen, gemeente
- huizenblok
- huizenkant
- Huizinga, Johan
- Huizinga, Leonhard
- Huizinge
- Huizingen
- Hukbalahap
- hul
