v./m. (-muizen), Mus musculus, knaagdiersoort uit de familie muizen.
(e) De huismuis is door toedoen van de mens over vrijwel de gehele wereld verspreid. Dit dier is een oorspronkelijk uit Azië afkomstige cultuurvolger. Zijn relatie met de mens dateert waarschijnlijk van het begin van het verbouwen (en dus opslaan) van granen, ca. 8000 jaar geleden. Tegenwoordig speelt de witte muis, een afstammeling van albinohuismuizen, een zeer belangrijke rol als laboratoriumdier. De huismuis is een vrij klein zoogdiertje; de staart is ongeveer even lang als de romp; in West-Europa is het dier 5,5—10 cm lang (exclusief staart). Over het algemeen is de huismuis wat grootte en kleurpatroon betreft aan heel wat variatie onderhevig.
Het is een nachtdier, dat niet alleen een bekwaam klimmer, maar ook een vrij goed zwemmer is. De schade aan opgeslagen produkten kan enorm zijn, niet alleen door wat direct geconsumeerd wordt, maar ook door bevuiling. In beschermde milieus werpt het wijfje 5—6 maal per jaar 5-6 jongen; muizenbestrijding is dan ook een zaak van belang. De zgn. dansmuis (gekweekt in Japan) is een aan een erfelijke aandoening van het gehoororgaan lijdende huismuis.
LITT. H.A.Freye en H.Freye, Die Hausmaus (1960).