o.,
1. werk in huis, m.n. werk dat dient om het huis schoon te houden en het huisraad te onderhouden;
2. schoolwerk dat thuis verricht moet worden
(e): mijn zusje krijgt altijd tamelijk veel —.
(e)Huiswerk bestaat uit de taken die de leraren de leerlingen opgeven voor buiten de schooluren. Huiswerk is een omstreden zaak. Enerzijds liggen er grote voordelen in de zelfstandige arbeid, een goede indeling daarvan, de gelegenheid aan regelmatige studie te wennen en deze een plaats te geven in het levenspatroon. Anderzijds kan huiswerk te veel tijd vragen, waardoor een normale ontspanning in gevaar komt.
LITT. B.Willmann, Vom Sinn und Unsinn der Hausaufgaben (2e dr. 1970).
