Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 29-06-2020

di es , dag

betekenis & definitie

[Lat.], m., dag; — ater, een zwarte dag; carpe diem, pluk de dag; diesfasti, in de Romeinse kalender de dagen waarop recht gesproken mocht worden en men van staatswege en particulier zaken mocht doen (e); als afk. van — natalis, stichtingsdag (e); — irae, oordeelslied, hymne van het wereldgericht op de jongste dag, zo geheten naar de aanvangswoorden ‘dag des toorns’.

(e) De Romeinse kalender onderscheidde dies fasti en dies nefasti. Dies fasti waren de dagen waarop recht gesproken mocht worden en men van staatswege en particulier zaken mocht doen; onderscheiden in dies comitiales, waarop tevens volksen senaatsvergaderingen konden worden gehouden, en dies non comitiales. Op dies nefasti werd het een vergrijp (nefas) geacht, voornoemde handelingen te verrichten; hiertoe behoorden de dies feriati (feestdagen) en de dies religiosi of atri, jaarlijkse rouwdagen om een nationale ramp.

In het christendom werd dies natalis (geboortedag) de aanduiding voor heiligenfeesten, die bij voorkeur gevierd werden op hun sterfdag (geboorte tot het eeuwig leven). In de universitaire wereld geldt de dies (natalis) als de stichtingsdag, waarop o.a. de rectoraatsoverdracht plaatsvindt.

< >