m.,
1. het plukken, inzameling van vruchten: bonen van de eerste — zijn beter, maar duurder dan die van de tweede; de — is nogal meegevallen;
2. bundeltje, toef: zij trok hem hele plukken haar uit het hoofd;
3. (fig.) zware taak: hij heeft er een (hele) — aan, veel werk, moeite;
4. vangst, buit: die erfenis bracht hem een hele — geld aan.