onderwijs dat werkt met van tevoren vastgestelde programma’s, waarbij het de leerlingen tracht te laten voldoen aan de door de programma’s vastgelegde prestatie-eisen. Op grond van de prestaties krijgen de leerlingen toegang tot volgende studiemogelijkheden.
In Nederland en België is het basisonderwijs nog steeds een vorm van selectief onderwijs. De prestaties in het basisonderwijs bepalen op welk niveau de leerling voortgezet onderwijs gaat volgen. Velen hebben de overtuiging dat zo’n vroege verwijzing een groot aantal kinderen de kans op een volledige ontplooiing van hun gaven ontneemt. Daarom wil men het zgn. funderend onderwijs over een veel langere periode dan die van het basisonderwijs uitstrekken. Dit kan worden bereikt door de instelling van een brugperiode van-een of meer jaren of een afzonderlijke middenschool. De tijd zou voldoende lang moeten zijn om de leerling in staat te stellen zo volwassen te worden, dat deze zelf kan kiezen.
Daartoe moet hij ook voldoende georiënteerd zijn en zichzelf en zijn mogelijkheden hebben leren kennen. Men denkt daarom aan een brede reeks ontwikkelingsgebieden, waarbinnen de leerling zich ontplooit. Zijn vorderingen worden dan beoordeeld, niet door vergelijking met die van anderen, maar met die van hemzelf. Al kiezend groeit hij dan geleidelijk naar de keuze van een beroep of verdere studie.
