v., (milieukunde) een vorm van techniek die gericht is op de bevordering en handhaving van de natuur.
© In tegenstelling tot andere vormen van techniek is het menselijk handelen in de natuurtechniek niet overheersend. De bedoeling is juist een begeleiding te geven van natuurlijke processen en op die wijze de vorming van natuurgebieden en de ontwikkeling daarvan in de gewenste richting te bevorderen. Er kan onderscheid worden gemaakt in natuurbouw en natuurbeheer. Bij de natuurbouw wordt gebruik gemaakt van de mogelijkheden die klimaat, bodem, reliëf en waterhuishouding bieden om door toepassing van daarop gerichte maatregelen bepaalde levensgemeenschappen tot ontwikkeling te laten komen. De ecologie geeft hiervoor de uitgangspunten. Belangrijk zijn in dit verband veelal het nastreven van variatie in levensgemeenschappen en het bevorderen van de onderlinge samenhang.
Het aanbrengen van beplanting en de inzaai van bepaalde soorten planten kunnen ook instrumenten zijn bij natuurbouw. Er dient dan evenwel op te worden gelet dat de gebruikte soorten passen bij het geschapen milieu en bovendien in geografische zin ter plaatse thuishoren. Het natuurbeheer richt zich op het begeleiden van de ontwikkeling in natuurgebieden. Veel aandacht vraagt het weren van ongewenste invloeden van buitenaf (verontreiniging, onrust e.d.). Daarnaast is het van betekenis de processen in de natuur zo te sturen dat de gewenste levensgemeenschappen een optimale kans krijgen. Zo zal een rietvegetatie een bepaald maaibeheer vergen, anders ontstaat er b.v. een moerasbos.