De Mysteriën werden onderscheiden in twee algemene gedeelten, de Kleine Mysteriën en de Grote. De Kleine Mysteriën bestonden grotendeels uit dramatische riten of ceremoniën en kenden enig onderricht; de Grote Mysteriën berustten op studie of werden bijna geheel op die grondslag geleid en het bewijs voor de leringen die er werden onderwezen werd later in inwijdingen persoonlijk ervaren.
In de Grote Mysteriën werd onder andere de geheime betekenis verklaard van de mythologieën van de oude religies, zoals bijvoorbeeld de Griekse.De werkzame en levendige geest van de Grieken bracht een mythologie voort die wat gratie en schoonheid betreft haars gelijke niet heeft, maar ze is niettemin zeer moeilijk te verklaren; de Mysteriën van Samothrace en van Eleusis — de grote — verklaarden onder meer wat deze mythen betekenden. Deze mythen vormden de grondslag van de exoterische godsdiensten; maar bedenk wel dat exotericisme niet betekent dat wat exoterisch wordt onderwezen op zichzelf onwaar is, maar alleen dat het een leer is die wordt gegeven zonder de sleutel daartoe. Een dergelijk onderricht is symbolisch, illusoir, en raakt de waarheid — de waarheid is er, maar zonder de sleutel ertoe, dat wil zeggen de esoterische betekenis, geeft het geen juist inzicht.
We hebben het getuigenis van de Griekse en Romeinse ingewijden en denkers dat de Oude Mysteriën van Griekenland de mensen bovenal leerden juist te leven en een nobele verwachting te koesteren voor het leven na de dood. De Romeinen ontleenden hun Mysteriën aan die van Griekenland.
Het mythologisch aspect omvat slechts een deel — en een betrekkelijk klein deel — van wat in de Griekse mysteriescholen werd onderwezen, hoofdzakelijk in Samothrace en in Eleusis. In Samothrace werd dezelfde mysterielering onderricht als elders in Griekenland, maar hier was ze uitgebreider en diepzinniger, en de grondslag van deze mysterieleringen was de moraal. De nobelste en grootste mannen uit de Griekse oudheid waren ingewijden in de Mysteriën van deze twee zetels van esoterische kennis.
In andere landen, verder naar het oosten, waren andere mysteriescholen of “colleges”, en dit woord “college” betekende beslist niet alleen een tempel of gebouw; het betekende “genootschap” zoals in ons moderne woord collega, “genoot”. De Teutoonse stammen van Noord-Europa, de Germaanse stammen, die ook Skandinavië omvatten, hadden ook hun mysteriecolleges; leraren en neofieten stonden op het lichaam van Moeder Aarde, onder Vader Ether, de grenzeloze hemel, of in onderaardse gewelven en gaven of ontvingen onderricht. De kern, het hart van het onderricht van de Oude Mysteriën wordt gevormd door de diepzinnige problemen die verband hielden met de dood.