Blooper - (Eng.), oorspronkelijk ‘blunder begaan door een radio- of televisiepersoonlijkheid of door een sportman tijdens de uitzending’. Omdat het kijken naar andermans fouten leuk is, kwam iemand ooit met het idee voor een televisieprogramma ‘Beste Bloopers’, weldra gevolgd door gelijkaardige uitzendingen. Vaak kreeg de kijker de indruk dat de acteur expres allerlei fouten beging. Tegenwoordig wordt de term meer algemeen gebruikt voor een ‘blunder’ of ‘flater’ zonder meer. Hoewel de term erg frequent gebruikt wordt, staat hij eigenaardig genoeg niet vermeld bij Koenen en Smits (1992).
Weg met de huis-, tuin- en keukenongelukken, de bloopers, zoals die in grappige ‘home-video’s’ te zien waren. de Volkskrant, 29-08-92
Flaters, missers, afgangen, onbedoeld komische situaties. Iedere muzikant, hoe professioneel ook, weet er van mee te praten. Rob Steiner maakte er ooit een film over: This Is Spinal Tap. Maar in werkelijkheid bestaan ze ook, de muzikale bloopers - al hebben de artiesten het er eigenlijk liever niet over. Nieuwe Revu, 21-12-94
Nederland, merkte hij, is te verdelen in twee groepen. Ouderen, die weten wat de grap van ooievaarskuitenvet is, en jongeren, die dat niet weten. Ooievaarskuitenvet bleek pure nostalgie te zijn - maar zelfs Stafleus bloedeigen dochter begreep niet wat voor nostalgie. ‘Ik zei: ga weg! Wat leren jullie dan wèl op school?’ In elk geval niet dat 1 april van oudsher nationale ‘blooper’-dag is... Elsevier, 30-03-96
Afgelopen vrijdagochtend zagen we een fraaie Journaal-blooper. Nieuwe Revu, 29-11-96
De humor van de ‘bloopers’-programma’s op televisie maakt op mij een vrij Middeleeuwse indruk. Elsevier, 20-12-97